Een jaar of drie geleden vond ik dat het tijd was om een nieuwe GSM te kopen. De oude was tot op de koperdraad versleten. Ik kreeg alleen nog maar dick-pics van Sean Dhondt te zien en dat was niet goed voor mijn mentale gezondheid. Dus drong een bezoekje aan de Media Markt zich op. Daar liet ik mijn oog vallen op een splinternieuwe Nokia. Het was liefde op het eerste gezicht. Het ding had een uitstekende camera, voldoende geheugen om een hele berg muziek op te zetten en een lekker groot beeldscherm. Er was slechts een probleempje. Er bestonden nog geen hoesjes voor dit model. De oplossing lag in een winkeltje in Mortsel. De verkoper had inderdaad geen hoesjes voor dit model maar wel eentje dat groot genoeg was om zowel mijn GSM als mijn bankkaarten en mijn zuurverdiende centjes in te steken. Tevreden stapte ik weer het winkeltje uit om mijn vrouw te vergezellen in de chocoladewinkel iets verderop. Blij. Alleen... Oude hoesjes rekken uit en doen op termijn niet meer wat ze moeten doen. Vandaag liep het mis. Ik had net de winkel afgesloten en was klaar om naar huis te gaan. Ik voelde nog eventjes in de zakken van mijn jas en wat merkte ik? Mijn sleutels zaten er niet in. "Shit, thuis vergeten of hier laten liggen?," gromde ik. Snel belde ik naar mijn vrouw want als ik de sleutels thuis vergeten was, lagen ze nog op de tafel en als ik die ergens in de winkel had laten liggen, konden ze op het toilet, in de keuken, achter de toog, in een schuif, in de stockruimte, buiten aan de deur of in de papierbak steken. Ze lagen thuis. Blij. Hierdoor dreigde ik echter wel de trein te missen. De winkel sluit om 18.00, waarna ik de kassa nog moet tellen. De trein vertrekt om 18.19. Uiteindelijk was ik om 18.17 aan de deur van de trein en daar besloot het drie jaar oude hoesje om het op te geven. Terwijl ik in de trein wilde stappen, greep ik naar mijn telefoon om een berichtje naar thuis te sturen. Als een felgekleurde vuurwerkpijl schoten mijn bankkaarten, mijn identiteitskaart, mijn klantenkaart van de winkel en mijn treinabonnement uit het hoesje, om met een doffe smak tegen de trein te botsen en uiteindelijk op de sporen te belanden. "Oei," riep een koppeltje dat net op de trein stapte. "Godverdomme," grommelde ik. "Lol," deed de conducteur zijn gezicht. Ik vroeg hem was ik moest doen en hij raadde me aan om naar de onderstationschef te gaan, ergens in de buurt van perron 1. Dat idee voerde ik onmiddellijk af want mijn bankkaarten, mijn identiteitskaart, mijn klantenkaart van de winkel en mijn treinabonnement lagen tussen de sporen, waar Jan en alleman ze maar voor het oprapen hadden. "Sja," gniffelde de conducteur, "ik moet vertrekken." Blij weg. Als ik niet naar de onderstationschef kon gaan, moest ik die maar opbellen. Dat was een goed idee, behalve dan dat het contactcentrum van de NMBS zodanig door burnouts onderbemand is dat ik wellicht tot in augustus aan de telefoon zou hangen. Even dacht ik eraan om gewoon mijn kaarten op te rapen, ook al zouden de camera's een securityploeg op me af sturen om me als spoorloper te arresteren. Zo ver kwam het niet, gelukkig maar. De trein was nog maar een minuut weg of er kwam al een andere aan, eentje met een veel behulpzamere conducteur. Ik legde uit wat er gebeurd was en dat ik niet weg kon omdat mijn bankkaarten, mijn identiteitskaart, mijn klantenkaart van de winkel en mijn treinabonnement tussen de sporen lagen, waar Jan en alleman ze maar voor het oprapen hadden. De man begreep het en belde onmiddellijk de onderstationschef op. Ook die laatste bleek zeer behulpzaam. "Ik bel de security om het spoor te beveiligen van zodra de trein weg is," beloofde ze. Tijdens het wachten schreef ze zorgvuldig op wat er gaande was op een document van de NMBS: "lomperik laat bankkaarten op het spoor vallen". Luttele seconden later stond ik met het schaamrood op mijn wangen tussen de sporen om die stomme kaarten op te rapen. Ik was me al mentaal aan het voorbereiden op een fikse boete, want ja, het blijft de NMBS. Gelukkig moest ik geen verklaring afleggen, niets tekenen en geen identiteitskaart laten zien. De jongedame liet me grinnikend gaan en ik wilde zo snel mogelijk weg. Een kwartiertje later zat ik in een volgende trein en die stond ongeveer een kwartier stil tussen Antwerpen-Centraal en Berchem. Je hebt zo van die dagen... Tine Verstraelen was woedend, zo bleek uit het telefoongesprek waarmee ze de volledige tram entertainde. Ze had nieuwe fietsen besteld en die waren nog niet geleverd. Voor Tine was dat een ramp want volgende maand gingen de kinderen op kamp en dus wilden Tine en Davy lekker rustig gaan fietsen. Daar hadden ze nu al zo lang naar uitgekeken. Aan de andere kant van de lijn zat Yasmine, ook dat bleek uit het gesprek. Yasmine deed haar best om op te zoeken wat er was misgegaan maar ze kon geen gegevens vinden. Tine had geen bestelnummer bij de hand, wist het type van de fietsen niet vanbuiten en stond simpelweg niet in het systeem. De vrouw bulderde. "Hoe, je vindt mijn naam niet terug?! Ik zal 'm spellen want Nederlands is blijkbaar niet je sterkste kant. T.I.N.E. V.E.R.S.T.R.A.E.L.E.N." Ze wachtte even en keek naar de andere trampassagiers. Sommigen van hen rolden met de ogen, anderen keken gegeneerd de andere kant op. Niet veel later moest Yasmine alleen maar herhalen wat ze al had gezegd en vroeg ze naar het adres waar de fietsen hadden moeten geleverd worden. Tine gromde het adres door waarna het weer even stil werd. Vol spanning wachtten we het vervolg van het gesprek af en het wachten werd beloond. "Ja, dat is mijn vriend. Hoe moet ik nu weten dat die bestelling op zijn naam staat. Dus toch? Waar zijn onze fietsen? Wat? Morgen? Neen, mevrouw. Spaar me de details. Die fietsen hadden vandaag geleverd moeten worden. Die boot is godverdomme al twee maanden weer aan het varen. Nu kan ik morgen weer de hele dag thuisblijven omdat jullie je afspraken niet nakomen. Trut!" Ze stak haar telefoon weer in het roze hoesje en liet de wauwelende woede over aan een man die zich druk aan het maken was tegen zijn air-pods. "Ze moeten allemaal doodvallen, bende klote-egoïsten, en die debielen in het Ter Kamerenbos mogen ze allemaal eens goed aframmelen met de matrak. Dat zal hen leren, verdomme." We passeerden de halte Lange Leemstraat maar de tram stopte niet omwille van de werken die er bezig zijn. Daarvan was nog niet iedereen op de hoogte, zo bleek uit de volgende woedeaanval. "Hey! Chauffeur! Ligt ge weer te slapen, ja?" Vermits er geen antwoord kwam van de trambestuurder, stormde de man naar voren om zijn verhaal te halen en, uiteraard, om nog wat verder te schelden tegen de bestuurder, de Lijn en de oude vrouw die het verhaal over de werken op de Belgiëlei bevestigde. De bestuurder had wel gevoel voor humor, zo bleek. "Aan Harmonie kan u overstappen op de bus die aan de Lange Leemstraat stopt, mijnheer, maar zie dat u geen blaren krijgt van die vijf meter te wandelen." De man stapte af, klopte nog eens met zijn vuist tegen de tram zodat De Lijn zijn boosheid goed zou voelen en liep prompt tegen een metalen balk aan. Een kwartiertje later stond ik op mijn balkon met een sigaret in mijn hand. Ik leunde tegen de deurstijl terwijl ik naar de bloeiende bloemen in de gebloemetjesmotiefde bloembakken keek. De paarse bloemetjes van de phacelia lokten een dikke hommel. Het gewicht van het insect zorgde ervoor dat de bloemen ombogen en dat het beestje zich moest vastklampen om niet op de grond te vallen. Ik gniffelde even. "Dikzak." De hommel keek op naar mijn buik, mijn ogen en weer naar mijn buik. "Moet jij zeggen, speklap." We schoten allebei hardop in de lach, tranen rolden over mijn wangen. De hommel lag op zijn rug te schateren. Zelfs de zwaluwen gierden het uit. Dolle pret maar van zodra we weer bijgekomen waren, volgde er een diepe zucht. "Wat scheelt er? Je ziet er een beetje treurig uit." Het beestje had gelijk, denk ik. Ik haalde mijn schouders op. "Woede, er zit zoveel woede overal. Ik kan er niet meer tegen." De hommel zette zich neer op de vensterbank, als een volleerd psychiater, en knikte. "Dat heb ik ook gemerkt. Jullie hebben een moeilijk jaar achter de rug en het einde is nog niet in zicht, hé? Reden genoeg om niet goed in je vel te zitten, lijkt me." Wilfried, zo heb ik de hommel genoemd, slurpte nog even van de lekkere nectar en kwam op mijn schouder zitten. "Waar ben jij dan zo kwaad over? Want jij hebt ook last van de wauwelende woede, niet?" Ik moest even nadenken want ik wist het eigenlijk niet. De woede komt altijd plots en dan ratelen de vingers quasi oncontroleerbaar over het toetsenbord. "Het Nieuws. De kranten. De commentaren. De discussies. De botsende ego's. Het ongegronde gelul van de homo sapiens." Wilfried grinnikte. "De homo sapiens is een vreemde mutatie, ja, met uitsterven bedreigd ook. Over enkele miljoenen jaren worden jullie opgepompt als aardolie, net als de dinosauriërs. Alleen, het was destijds niet de schuld van de dino's, in tegenstelling tot...." Ik zuchtte. "Ja ja, 't is al goed. Ik heb geen zin in een preek van een hommel." Verderop in de huizenblok waren drie kinderen in hun zwembadje aan het spelen. Zoals gebruikelijk bij kinderen, ging dat gepaard met vrolijk gegil en luide plonsen. "Bommetje!!!" Splash! Heerlijk. De buurvrouw hield daar niet zo van en begon deze keer verrassend vroeg met haar geklaag en geroep. Meestal wacht ze een kwartier maar nu was ze al na twee minuten naar buiten gekomen om haar beklag te doen. "Is dat nu godverdomme gedaan met dat lawaai," loeide ze over de tuinen heen. Aan de andere kant van het huis raasde een brandweerwagen met loeiende sirenes voorbij en een helikopter van de politie vloog over de buurt. Ik haalde mijn schouders op en keek naar Wilfried. Hij liet een stralende glimlach zien. "Verbena? Geweldig! Dat had ik nog niet gezien. Jouw vrouw weet wat hommels lusten." "Ik ben bang van die woede want als die al in mij zit, dan zit die heel hoog in de mensheid. Niemand kent mij als een kwaad, opvliegend en scheldend persoon, in tegendeel. Over het algemeen ben ik de rust zelve, altijd kalm en altijd pratend met een zachte stem. Humor, muziek en verhalen zijn mijn uitlaatkleppen. Met venijn hou ik me doorgaans niet bezig, behalve bij enkele hele goede vrienden die dezelfde duistere humor hebben als ik. Die wauwelende woede is even dodelijk als het virus, als de bommen, als de gekken in het bos en in de politiek. Ik... Ik ben de hoop kwijt." Wilfried keek even op en rolde met zijn facetogen. "Gast. Ik zit stampvol verbena en phacelia. Ik heb geen tijd voor uw gezever. Ik moet kakken." Daarop vloog hij weg, bedekt met verbenasperma. Lied: De Wauwelende Woede We zijn allemaal gek geworden We schreeuwen naar TV We brengen messen mee naar school We hebben geen idee We zijn allemaal gek geworden Het wordt ons veel te veel We zijn maar wezens op de dool We vormen geen geheel De wauwelende woede Heeft ons in haar greep En zij die dwepen met ons op te zwepen Die lachen in hun vuisten We zijn allemaal gek geworden Besmet met het venijn We roepen, tieren, gillen Dat het beter zou moeten zijn We zijn allemaal gek geworden Primaten met een bijl In plaats van elkaar op te tillen Trappen we na, da's onze stijl De wauwelende woede Heeft ons in haar greep En zij die dwepen met ons op te zwepen Die lachen in hun vuisten (banjo-solo om het geheel een beetje minder zwartgallig te maken) We zijn allemaal gek geworden We gooien olie op het vuur De brandstapel is nu ons huis Tot ons allerlaatste uur We zijn allemaal gek geworden We zijn het noorden kwijt Het komt wel goed, of we sterven uit Tot onze grote spijt De wauwelende woede Heeft ons in haar greep En zij die dwepen met ons op te zwepen Die lachen in hun vuisten (18 minuten free-jazz improvisatie) La La La La La La La La (herhaal tot in den treure) Disclaimers:
1. De vrouw heette niet echt Tine Verstraelen. Dus ga niet elke Tine Verstraelen die je tegenkomt beginnen uitschelden voor intolerante teef. 2. De foto van de boze mijnheer komt van Wikipedia. De foto van de hommel heb ik zelf gemaakt. Rechtenvrij, bitches!!! 3. Wij hebben geen gebloemetjesmotiefde bloembakken. Da's lelijk. Liefste jongeren, Deze moeizaam opgestelde brief komt van iemand die jullie wanhoopskreten heeft gehoord en gelezen. Jullie zijn eenzaam, ongelukkig en bang terwijl daarbuiten een hele volwassen wereld staat te roepen. "Stel jullie niet zo aan, verwende nesten!" schreeuwen ze, en daar worden jullie krankzinnig van. Er is dan ook reden genoeg om krankzinnig te worden. Dat rotvirus wil zich maar niet laten temmen, de "boomers", zoals jullie hen graag noemen, bakken er niets meer van en er is niemand die jullie nog een beetje hoop kan geven in een wereld die aan het uitsterven is. Het klimaat is naar de kloten. De politiek denkt alleen nog maar aan zichzelf. Feesten mag niet meer. Iedereen is "offended". Het leven is één grote pot stront en daar kan jij geen reet aan doen. Dit zijn geen leuke tijden om in op te groeien. Een paar jaar geleden was je nog in het park op zoek naar Pokémons, nu zit je op je kamertje met je laptop en je smartphone, waarop alleen maar een nagemaakte wereld te zien is. Ik ken je niet maar ik wil dat je weet dat ik je eenzaamheid begrijp, dat ik weet waarom je niet gelukkig bent en dat ik je angst kan voelen. Je toekomstdromen zijn verbrijzeld want het enige dat er rooskleuriger uitziet dan het heden, is het verleden. Je gelooft er niet meer in. Je wil niet meer. Je bent het allemaal godverdomme beu en je vindt het allemaal gezeik. Terecht, lieve jongere, volkomen terecht. Het IS allemaal gezeik. Daar op je kamertje voel je je misschien als Anne Frank. Bang. Alleen. Uitgestoten. Ik kende haar ook niet, daarvoor ben ik veel te laat geboren, maar ik kan me evengoed inbeelden dat zij zich net zo voelde als jij. Eenzaamheid is niet meetbaar en de situatie maakt niet uit. Eenzaam is eenzaam. Bang is bang. Teleurgesteld is teleurgesteld. Onmacht is onmacht, maar dat kan veranderen en dat kan alleen maar veranderen als jij het hoofd recht. Als jij opstaat. Als jij terugschreeuwt. Als jij de macht grijpt. Die oude, vastgeroeste knarren gaat het niet doen. Dat is jouw taak, misschien niet de leukste taak op aarde, maar goed. "For the sake of humanity," zullen we dan maar zeggen. Ik weet ook niet waar het is misgelopen. Misschien was het de overvloed na Wereldoorlog II. Misschien was het de crisis in de jaren tachtig. Misschien is het kapitalisme toch niet zo'n goede manier om te leven. De generaties die voor jullie kwamen, hebben vanalles geprobeerd om het leven zo gemakkelijk mogelijk te maken en daar zijn ze slechts zeer plaatselijk in geslaagd. Laten we niet met vingers wijzen, geen schuldigen zoeken maar gewoon dat enorme juk op jullie schouders leggen. Want besef, lieve jongere: dit bloedende karkas van een aardkloot is van jullie. De generaties die voor jullie kwamen, vallen nu als vliegen. Morsdood. Eén voor één. Daar is Moeder Natuur mee bezig. Die is het ook kotsbeu, dat is ondertussen wel duidelijk. Jullie krijgen een aftands wrak van een prachtige limousine cadeau, samen met alle informatie en al het gereedschap om dat wrak weer veilig op de baan te krijgen. Het menselijke schroot rond het autokerkhof zal nog wel een tijdje naar jullie blijven roepen en tieren maar dat is bijzaak. Die zijn alleen maar kwaad omdat ze zelf gefaald hebben. Jullie hoeven niet te falen. Voor het eerst in de geschiedenis van dit twijfelachtig apenras is alle informatie in een oogwenk beschikbaar om niet te hoeven falen. Doe er iets mee. Word legendarisch, zoals de mensen die met sloophamers naar de Berlijnse muur holden of zoals de Germanen die Rome veroverden of zoals Johannes Gutenberg, die de boekdrukkunst uitvond en op die manier informatie permanent kon vastleggen voor toekomstige generaties. We leven in een crisis, wereldwijd, maar als de geschiedenis ons iéts leert, is het wel dat de grootste helden op die momenten opstaan. Dat zijn jullie. Word de standbeelden van de toekomst. Geef jouw naam aan belangrijke steden op eindelijk bewoonbare planeten. Laat je niet betuttelen door uitstervende dinosauriërs maar breek de volgende fase van ons voortbestaan open. Dat wrak is nog prima, het heeft vooral een beetje liefde nodig, en vertrouwen. Dan komt het allemaal wel goed. Jullie zitten vol liefde, anders was die eenzaamheid nu niet zo aan het knagen. Hou vol en onthou: "this too shall pass". Het gaat voorbij en vanaf dan is het aan jullie. Er is hoop. Er is perspectief. Maar die zitten nu op een kamertje met een laptop en een smartphone waarop alleen een nagemaakte wereld te zien is. Ik wens je het allerbeste. Serge Ergens in het begin van deze eeuw hield ik me al eens bezig met korte, bitsige columns die ik dan op facebook of myspace gooide. Zo gaf ik De Morgen een grappige veeg uit de pan en mochten tal van bekende en minder bekende mensen aan de spreekwoordelijke schandpaal genageld worden. Aan een echte schrijverscarrière dacht ik toen nog niet. Het was allemaal maar voor de lol. Trouwens, ik was nog te druk bezig met het muzikantenbestaan en met een rits aan klotejobs. Zelfs mijn liefdesleven stond nog niet op een degelijk niveau. Al bij al speelde ik met lettertjes, woordjes en zinnen, verstoken in de onderste regionen van de literaire wereld. Ik was ook een langharig stuk tuig, een stoerdoenertje in de wereld van heavy metal en aanverwanten. Samen met gelijkgezinden bevond ik me meer dan regelmatig in concertzalen en op festivalweides. Mijn broeken waren gescheurd, hoewel dat toen nog geen mode was. Mijn t-shirts waren zwart en versierd met skeletten, doodskoppen en ander ongein. Mijn hele leven bestond uit innerlijke scheldtirades, gedreven door woeste muziek en een verschrikkelijke hekel aan deze maatschappij. Naast het betere gitaargeweld, lustte ik ook wel pap van de hele gothic-scene, eveneens gedreven door een gitzwart wereldbeeld. Ook daar schuimde ik de feestjes af, meer voor de vrouwen dan voor de muziek maar ik was nog jong. Op een van die feestjes gebeurde het. Een jongen, enkele jaren ouder dan ik, zei dat ik hem aan Herman Brusselmans deed denken. Mijn uiterlijk, maar vooral ook mijn schrijfstijl en mijn "zeitgeist" waren, volgens die lul, zeer zwaar geïnspireerd door Brusselmans. Ik had blijkbaar ook evenveel respect voor vrouwen als "Brussy", nul dus. Het bericht was misschien wel als compliment bedoeld maar voor mij kwam het als een regelrechte belediging aan. Op zich had ik toen nog geen hekel aan de Vlaamse successchrijver maar ik wilde niet met anderen vergeleken worden, zeker niet met iemand die eigenlijk maar één onderwerp in zijn boeken had zitten: neuken. De jongen probeerde zijn compliment nog te redden door te zeggen dat ik het misschien wel even ver zou schoppen als Herman maar ik hield vol. Er is maar één Herman Brusselmans en dat zijn er al teveel. Vandaag zeikt Brusselmans mensen af in een Nederlands dagblad. In België vinden ze er al niets meer aan precies. Zijn boek "Bloed Spuwen Naar De Hematoloog" gaat over de toonbank als beschimmelde sandwiches en vraag naar ander materiaal van hem is even schaars als het doorzettingsvermogen van onze politici. In een artikel op de website van een Vlaamse krant las ik dat hij bakken kritiek krijgt door bakken kritiek te geven op de omvang en het gewicht van een Nederlandse prinses. Amelia is lang niet zijn enige slachtoffer. Tal van bekende figuren mochten al van zijn literair gekanker proeven, met wisselend succes want wat blijkt: als Brusselmans er niet op kan rukken, zal hij er gewoon op pissen. Dat is het motto van een tanende carrière als auteur. Het feit dat Herman er tegenwoordig uitziet als een verhongerde en met lijm overgoten poedel zal daar niet meer veel aan veranderen. Mijn absolute afkeer van vergeleken te worden met Brusselmans zorgde ervoor dat ik enigszins van stijl ging veranderen. Ik begon de zwartgalligheid te vervangen door humor en ik begon over mijn eerste liefde, muziek, te schrijven. Stilaan begonnen mijn teksten en columns echt ergens over te gaan. Over volwassen worden en over een relatie in stand houden, iets waar zelfs zijne langvettigharigheid nog niet mee bezig was. Terwijl ik me waagde aan muziekrecensies, braakte Brusselmans gezellig verder. Het ene na het andere boek verscheen. Het zijn er meer dan zestig ondertussen. Met elk schrijfwerk graaft hij dieper en dieper in zijn ogenschijnlijk bodemloze literaire beerput. "Ik heb een godvergeten klotehekel aan alles en iedereen en jullie, mijn lieve en simpele lezertjes, mogen daarvoor jullie zuurverdiende centen neerleggen," dat lijkt Brusselmans tegenwoordig te denken. Zijn berg bagger is inmiddels zodanig groot geworden dat Jan De Nul hem een offerte heeft gestuurd. Ben ik jaloers op het succes van Brusselmans? Dat begon ik me ook af te vragen, maar neen. Ik wil niet de copycat zijn die dezelfde soort stront naar zijn lezers gooit. Wil ik opvallen met mijn kritiek over Brusselmans? Alweer, neen. Of misschien toch wel. Misschien wordt het gewoon eens tijd dat Herman zijn plakkerige handdoek in de ring smijt en een echte job gaat zoeken, al was het maar om inspiratie te vinden en eens iets origineel op de markt te kunnen gooien. Want geef toe, de relevantie van Brusselmans dateert toch ook alweer van de jaren negentig, toen alcoholisme, seksisme en hormonale frustratie nog volkomen normaal gevonden werden. Het was juni, ergens in de vroege jaren tachtig. Buiten gaven wolken de plantjes water en zongen de merels dat het leven leuk was. Ik zat in de speelkamer, in de ene hand een Playmobil-mannetje, in de andere een setje Lego-wielen. Jeff, heette het mannetje, genoemd naar een personage uit een of andere Amerikaanse televisieserie. Ik zette het mannetje op een stoeltje zodat hij kon kijken hoe ik mijn bouwwerk afrondde. Het was een toerbus met slaapruimte voor vier bandleden, een manager én voor de chauffeur. Vooraan was een compartiment waar de rockband kon eten en "chillen" terwijl helemaal achteraan voldoende plaats was voor gitaren, versterkers en dozen met t-shirts. De bus was net groot genoeg om op een gemiddelde rijstrook te rijden, eentje van Playmobil dan uiteraard. Ik was acht, of zo. De band ging naar Amerika, op tournee, want dat was toch de grote droom van elke jonge muziekliefhebber. Reizen door het land van de rock 'n roll, ontmoetingen met de groten der aarde, filmsets, interviews bij Jay Leno of bij wie dan ook. Enorme evenementen, ongeziene natuurpracht en een menselijke beschaving om u tegen te zeggen. Dat was Amerika. Opnieuw, ik was acht, of zo. Het is juni, ergens vooraan in wat een vriend van mij smalend "the new dark ages" noemt. Buiten schijnt de zon terwijl de wolken lui voorbij zweven. Ik zit buiten, op mijn terras, een frisse pint in de ene hand, mijn tablet in de andere. Het apparaat toont het nieuws en dat is verre van fraai, ook en vooral voor dat ooit zo beloofde land. Het jongetje van acht kijkt ernaar met een stomverbaasde blik in zijn ogen. In mijn hoofd schudt Jeff met zijn hoofd. Ja knikken kan hij niet, daar zijn Playmobil-mannetjes niet voor gemaakt. Neen schudden, daarentegen, lukt hem nog altijd zeer goed. Jeff wil niet meer naar Amerika, zelfs niet met zijn superdeluxe Lego-toerbus. Ik kan hem alleen maar gelijk geven. De vele beelden spreken voor zich. Het is daar angstaanjagend en levensgevaarlijk. Amerika kleurt bloedrood en donkergrijs. De grandeur en de culturele overvloed zijn vervangen door haat, domheid en hebzucht. Plots lijkt het beloofde land op de oude tante die zich een beetje heeft laten gaan na de dood van haar echtgenoot. Te dik, te dronken, te depressief om zich te herpakken. Kreunend onder de kopzorgen en zwaar aan de pillen om die verdomde maagpijn te verzachten. Tantamerika, ik zag je graag maar nu maak je me bang. In zijn razend succesvol boek "De meeste mensen deugen" legt Rutger Bregman haarfijn uit dat we niet allemaal nutteloze klootzakken zijn, wat op zich vrij tof is om te weten. Toch zijn er ook slechte mensen op deze aardbol. Ze zijn redelijk eenvoudig samen te vatten als "mensen die zich beter voelen dan anderen". Om de ene of andere reden brengt dat mij bij "zij die tussen de parkings wonen" want, zowat elke Belg is ervan overtuigd dat de gemiddelde Antwerpenaar zich beter voelt dan andere Vlamingen, Belgen, Europeanen en andere medemensen. Is dat waar? En zo ja, is daar een goede reden voor? De afgelopen weken heb ik me bezig gehouden met een vergelijkende studie. Enerzijds las ik de commentaren op HLN. Anderzijds observeerde ik de gemiddelde Antwerpenaar in zijn natuurlijke habitat, het "Stad", iets wat ik grondig geleerd heb toen ik voor opvoeder studeerde. Wat blijkt, op HLN komen voornamelijk de wat minder belezen tweevoeters terecht, zij die vloeken, tieren en alle cliché's eer aandoen. Op straat zie je echter een heel ander soort Antwerpenaar, een veelkleurig, ietwat bevreemdend figuur dat zich amper blijf weet met de rijke geschiedenis van zijn of haar stad. De meeste Antwerpenaren deugen, maar zeker niet allemaal. Bevinding 1: Niet elke Antwerpenaar is een racist. Hoewel de rechtse partijen hier even populair zijn als de Primark, is er een sterke alternatieve beweging te bekennen. Er lopen behoorlijk veel gemengde koppeltjes rond en zelfs de criminele groepjes bestaan uit verschillende nationaliteiten. Aan diversiteit dus geen gebrek. Als internationale haven heeft Antwerpen zich natuurlijk altijd wel multicultureel willen profileren, hoewel de harde kern altijd zo blank als porselein is geweest. Heden ten dage is de autochtone medemens al in de minderheid en daar houdt de Antwerpenaar niet van. Racist zijn ze niet, want ze hebben een even grote hekel aan al die "Hollanders" en "Fransozen" in hun stad dan aan "die bruinen". Ze willen de stad gewoon proper en puur houden. Onze werkmensen, onze hoeren en onze politici. Hoewel, een Thaise hoer, daar kruipen ze dan weer wel graag op. Bevinding 2: Niet elke Antwerpenaar spreekt als een minderbegaafde idioot. Taalvaardigheid is een heikel onderwerp. Sinds de opkomst van VTM en de vele series in samenwerking met het inmiddels ter ziele gegane Echt Antwaarps Theater, schijnt de gemiddelde Antwerpenaar te denken dat wat hij spreekt ABN is. Het is tegenwoordig zelfs zo erg dat ze officieel de B uit het letterwoord hebben gehaald. Ook dit is slechts gedeeltelijk waar. Slechts drie van de tien proefpersonen waren quasi onverstaanbaar en eentje daarvan kwam van over 't water dus dat was een twijfelgeval. Andere bevinding: dat lekker vettige écht Antwerps taaltje is aan het uitsterven. Ik hoor alleen nog oudere mensen zo sappig tegen elkaar lullen. Meer zelfs, de jongerentaal van tegenwoordig met de "Oh my god", "Wha Yow" en "Fuck my life" is veel irritanter, en mensen die "LOL" voluit uitspreken in plaats van simpelweg te lachen, mogen onder de guillotine, lol. Bevinding 3: Niet elke Antwerpenaar is een arrogante dikke nek. Verrassend weinig Antwerpenaren zijn arrogante dikke nekken, om eerlijk te zijn. Maar liefst negentig procent van de proefpersonen bleek vriendelijk en bescheiden. De grootste arrogantie in Antwerpen komt van... De Nederlanders, maar ook weer niet allemaal. Zeker, er zijn spasten in deze stad maar die heb je ook in Gent, Leuven, Charleroi en Hasselt. Klootzakken, azijnpissers, mierenneukers en levenslustwurgers zal je overal hebben. Wat Antwerpenaren dan weer wél hebben, is hun stemvolume. Het is net de combinatie van die luide stem en dat VTM-ish accent dat het Antwerpse imago de das omdoet, lijkt me. Voeg daarbij nog het feit dat de Antwerpenaar héél graag gelijk krijgt en het hek is helemaal van de dam. Bevinding 4: Niet elke Antwerpenaar begrijpt waar al die cliché's vandaan komen. 't Stad is voor het eerst beschreven in 726. Daarvoor zaten er Romeinen en ergens in de twaalfde eeuw werd Antwerpen voor het eerst beschreven als volledig zelfstandige gemeente. Vanaf de veertiende eeuw stonden de Antwerpenaars bekend als koppige steenezels, agressievelingen en hoogmoedige zenuwlijders. Volgens sommige geschiedenisboeken had dat voornamelijk te maken met hun gedrag in zogenaamde "taveernes", de bruine kroegen van destijds. Vechten, roepen, schelden, gokken, valsmunterij, openbare dronkenschap en noem maar op. De Antwerpenaar lustte er wel pap van. Maar er is ook de andere kant. Internationale handel, diamanten, mode, onderwijs, cultuur. Eigenlijk moet je niet uit Antwerpen weg om de wereld te leren kennen, en misschien ligt nu net daar het probleem. Antwerpen IS de wereld en de wereld IS Antwerpen. Bevinding 5: Niet elke Antwerpenaar zal deze column volledig lezen. Zo, de meeste sinjoren hebben inmiddels afgehaakt en zijn weer bezig met hun normale bezigheden: Antwerp FC of Beerschot haten, zwerfvuil op straat gooien, drugs verhandelen, granaten smijten, spuwen naar de politie of slachtoffers in de Schelde dumpen. Het is vast niet gemakkelijk om Antwerpenaar te zijn, dus probeer een beetje begrip op te brengen voor deze boeiende maar oh zo geplaagde minderheid. Antwaarpen, we zien A geire... Ze droeg een kort gitzwart rokje met daarover een langere, doorzichtige rok. Haar al even gitzwarte haar wapperde over haar schouders tot in het midden van haar jeans-jasje. Het haar was geverfd want haar felblauwe ogen verraadden en heel andere kleur. Blond, misschien zelfs ros, wat haar wat ietwat bleek uitziende huid kon verklaren. Haar voeten zaten opgesloten in dikke, donkere laarzen met gele lapjes stof vrolijk bengelend op het ritme van haar voetstappen. Naast haar liep een jonge man, slechts enkele jaartjes ouder dan zij maar stapelverliefd op de haast engelachtige verschijning die zij was. Hij was gekleed in een doordeweeks landloperskostuum, zijnde een gescheurde broek van een hip merk en een verfrommeld t-shirt waar "Calvin Klein" op gedrukt stond. Twijfelend voelde hij of hij haar hand mocht vasthouden, iets waar zij kennelijk minder enthousiast over was dan hijzelf. Zo liepen ze samen door de winkel. Zij met het zelfvertrouwen van een succesvolle zakenvrouw, hij met het troosteloze karakter van een chihuahua. Zolang hij dat handje maar kon vasthouden, dan was alles goed in zijn wereldje. Hij probeerde wel te pochen met haar schoonheid maar er was letterlijk niemand die hen kon zien, alleen ik, en ik ben dat stadium duidelijk voorbij. Door de luidsprekers wauwelde Walter Grootaers dat ze jong was, wat als een mantra werd herhaald door de andere Kreuners. Zelfs voor hen zou ze inmiddels té jong zijn, zoveel was zeker. Ze keek naar de boeken en naar de vrolijke gadgets tegen de muur. "Oh, dat is mooi." "Dat is een heel goed boek." "Dat ziet er wel een handige agenda uit." Hij voelde zijn portefeuille huilen en probeerde het gesprek een andere wending te geven. "Dit boek heb ik ook gelezen," zei hij vol trots, "en dat ook." Hij had naar eigen zeggen redelijk wat boeken gelezen maar toevallig alleen maar boeken waar Hollywood zich mee had geamuseerd. Ze keek hem aan met een stomverbaasde blik in haar grote blauwe ogen. "Heb jij Vijftig Tinten Grijs" gelezen?" Ja, in de cinema, met een ander meisje dat Walter Grootaers te jong zou vinden. Even keek hij paniekerig rond, bang voor eventuele verdere vragen en zoekend naar iets om haar aandacht af te leiden. Dat iets was een totaal onverwachte en nog meer ongepaste tik op haar kont. Dat iets was overduidelijk een zware fout. Het zorgde ervoor dat hij haar handje niet meer mocht vasthouden en dat de innerlijke chihuahua begon te beven van de stress. Ze tikte zijn hand weg, een beetje zoals Melania deed met Donald, maar toch stak ze nog een venijnig sprankeltje hoop in zijn verwarde hormonen. "Niet hier." Ze keek boos en giechelde, tegelijk, als een volleerde vamp. Daarna stapte ze kordaat de winkel uit, gevolgd door een stortvloed aan tegenstrijdige emoties met een piemel. Ik moest even lachen met zijn aandoenlijke pogingen om het nog goed te maken maar concentreerde me al snel op het afsluiten van de werkdag. Eens de boel afgesloten was, stapte ik de trap op en stond ik weer oog in rug met het jonge koppeltje. Alles was weer in orde, zo leek het. Haar arm hing rond zijn middel en de zijne bengelde lui over haar schouder. Met haar vrije hand wees ze naar een zilveren armbandje met blinkende zirkonen in de etalage. "Dat meisje gaat het nog ver schoppen," dacht ik terwijl ik naar de tramhalte stapte. Ze droeg een mondmasker in dezelfde kleur als haar jurk. Daarboven tuurden twee lichtbruine ogen door het plexiglas scherm naar mij. Ze leek een beetje zenuwachtig en wiebelde heen en weer op haar kleine voetjes. Van nature en uit gewoonte begroette ik haar vriendelijk, ook al kon ze mijn glimlach niet zien. Die was ook verstopt achter een chirurgisch maskertje, toevallig ook van dezelfde kleur als mevrouw haar kleed. "Heb jij "Help, Ik heb mijn vrouw zwanger gemaakt?" vroeg ze stil en zichtbaar verlegen. Ik zocht het boek op in onze database maar moest mevrouw teleurstellen. "Neen, momenteel niet in stock mevrouw. Als u wil, kan ik 'm bestellen voor u." Ze twijfelde, blies een pluk haar uit haar ogen en legde haar beide handen op de toonbank. "Hoe lang duurt het om het boek te bestellen?" Ik keek op de computer. "Twee dagen. In principe zou die dan vrijdag hier moeten zijn". "Zeker?" Ik was niet zeker. In deze tijden weet je immers nooit. "Wat ik zou het boek toch voor zaterdag aan mijn vriend willen geven. Ik wil dat hij het weet vooraleer we naar zijn ouders rijden." Ik knikte, zoals ik zo vaak doe bij situaties waar ik geen snars vanaf weet. Ze haalde haar schouders op en ging verder. "Hij mag toch de eerste zijn die het te weten komt, niet?" Dan was ze nu al te laat. "Nu weet ik het al." Ze moest lachen en werd meteen weer verlegen. "Niet vertellen hé." Ik schudde mijn hoofd. Ik had haar nog nooit eerder gezien dus ik had geen idee welke "hem" erbij hoorde. "Natuurlijk zeg ik niets. Dat laat ik aan jou over." Ze giechelde maar aan haar gezicht kon ik zien dat ze dat bewuste gesprek liever nog een tijdje had vermeden. "Dat is goed," fluisterde ze. "Hij hoeft het niet van anderen te horen." Opnieuw haalde ik mijn schouders op maar, zoals wel vaker gebeurt, ging mijn grijze massa meteen aan de slag met de gegeven informatie. "Het kan wel zijn dat ik er vanavond een columnpje over schrijf." Ze keek verbaasd op en snel weer naar de afbeeldingen van krasbiljetten op de toog. "Column? Waar?" Ik lachte. "Gewoon op facebook. Ik heb daar heel wat vrienden die vreemd gaan opkijken als ze de titel lezen." Alweer die verlegen glimlach. Ze vond het goed, zolang haar vriend het maar niet las, maar die heeft geen facebook, zei ze, en lezen is ook niet zijn favoriete hobby. Ik kon stiekem al raden wat zijn favoriete hobby dan wel was. Binnenkort hopelijk spelen met zijn dochtertje of zoontje. |
Auteur'Niet Weerhouden', het Nederlandstalige debuut van Serge, is nu verkrijgbaar. Categories
All
Archives
July 2023
|