We mochten vroeger niet in de Lut zwemmen want daar zaten muskusratten in. Vieze, enge beesten met dolken in hun schedel, krioelend van de bacteriën. Eén zomer mochten we dat wel maar toen scheurde Nico zijn been open aan een onzichtbare onderwatertak en toen mochten we dat weer niet meer. Het was een vervelend opstel om te moeten schrijven, zo begin september. De zomervakantie was naar de haaien omdat Nico zo nodig op die tak moest springen. Plots was veiligheid een prioriteit en dat is helaas nooit meer goed gekomen. We hebben de rest van de zomer dan maar gespendeerd aan het staren naar Anke haar borsten. Haar huis was perfect gearchitectureerd voor een stomende douche-gluur sessie, ook met behulp van de tuinman en zijn haagbeuken. Eén keer heeft ze ons betrapt, toen Benjamin met een hels kabaal uit de boom viel. Ik wist het toen al, voor mijn plezier hoef ik niet op mijn kameraden te rekenen. Anke sloeg snel een handdoek voor en balde een vuist richting het badkamerraam. Daarna liep ze gillend naar de kamer uit. Een milliseconde daarna vlamde de voordeur open en stoof Anke's vader naar buiten met een hamer in zijn hand. Hij riep een paar namen terwijl hij in zijn vaalgele onderbroek de straat op liep. Hij struikelde over zijn eigen onhandig geplaatste tegels en vloekte als een viking met tourettesyndroom. Overal in de straat gingen lichten aan en spurtten jongetjes weg. Knapen, deugnieten, schorriemorrie. En daar lag mijnheer De Roover, uitschoven over zijn eigen knulligheid en whiskyverslaving. De Roover, meester van het vijfde studiejaar, vader van de stoot van de straat, lijsttrekker voor de Volksunie.
Mij kon het allemaal geen moer schelen maar de verkiezingen brachten altijd een vreemd sfeertje met zich mee. De ene was tegen de Walen, de andere was tegen de Turken en nog een andere vond dat we allemaal Duits hadden moeten spreken. Er werden borden geplaatst met lelijke koppen waar wij dan snorren en brillen op gingen tekenen. 's Nachts kwam iemand dan de koppen vervangen of gewoon afscheuren of ranzige slogans op schrijven. Ondertussen werden al die borden ondergescheten door moddervette duiven en moest een ex-mijn-Turk dat allemaal komen opkuisen. Het enige interessante aan de verkiezingen destijds waren de stylo's. De CVP reed met een busje de straat in en deelde pennen uit aan de kinderen. Daarna kwam de SP en die gaven ons nog mooiere pennen. Na hen go-kartten de groenen, Agalev, de straat in met hun geitenwollen sokken en deelden ze potloden uit. Niks was gerecycleerd, enkel de beloften. Ze hadden ook allemaal snoep bij, en kauwgom die we onder geen enkel beding mochten inslikken. Kauwgom inslikken was in die tijd dodelijker dan naar tieten loeren of met muskusratten zwemmen. De wereld was een prima plek, zolang je maar héél goed oplette met je snoepgoed. Twee weken later kwam één van die partijen opnieuw met dat busje, dus niet die Agalev-losers, de straat ingereden. Opnieuw brachten ze snoep en chocolade mee maar deze keer met bedankt-briefjes eraan gekleefd. Om het er nog eens goed in te wrijven bij de morrende verliezers, uiteraard. Daarna werd iedereen in de wijk weer vrienden met elkaar en zwierden ze een pasgeboren lam op de barbecue. Ze zopen ze tot dat ze dubbel zo veel volk zagen en besloten dat ze te nu weinig pasgeboren lammetjes hadden. Dus gingen ze op kippenjacht en kwam iedereen om vijf uur 's nachts zijn slaapkamer binnengestrompeld. Dat soort dorp was het ongeveer. Mijnheer de Roover werd op een dag betrapt toen hij één van de vriendinnen van de pastoor aan het neuken was. In die tijd was er een strikte scheiding van kerk en staat dus dat kon absoluut niet door de beugel, ook niet door die van Anke haar moeder. Het werd de eerste vechtscheiding in de geschiedenis van het dorp. Het huis werd verkocht, Anke werd geprocedeerd, de hond kreeg een spuitje. Mijnheer De Roover werd overgeplaatst naar een dorp in "De Vlaanders" en mevrouw De Roovere, ze had die naam ook niet gekozen, ging samenwonen met haar minnaar. Ook Anke geraakte ervan in de war. Het arme kind is aan lager wal geraakt en heeft haar vader's voetsporen in de politiek gevolgd. Ik heb haar na die woelige periode ook nooit meer gezien. Ze is, net als ik, naar een grote stad verhuisd. Ik vraag me soms af of ze nog ooit aan die kwajongens denkt, die knapen die nog maar pas kennis hadden gemaakt met het begrip "erectie". Die gniffelende snotapen aan wie haar vader seksuele opvoeding moest proberen te geven. Natuurlijk waren die lessen één en al hilariteit en natuurlijk vond Mijnheer de Roover het erg dat hij niet meer met metalen meetlatten op giechelende kinderhandjes mocht slaan. Die disciplineertacktiek werd enkele jaren eerder afgeschaft, waarop alle linkshandigen een zucht van verlichting slaakten. Ik was zelf één van die linkshandige Satanskinderen. Ik voelde de priemende blik van Mijnheer de Rover bij elke letter die ik neerpende. Links was om uw gat mee af te vegen, vond hij. Maar hij mocht niet meer slaan, en ik mocht lekker verder schrijven met mijn linkse poot en stiekem mijn gat afvegen met rechts. De verkiezingen van vandaag zijn nog steeds een immense energieverspilling, gebakken lucht met een zeer hoge zuurtegraad. Bijna dagelijks vind ik hun propaganda in mijn brievenbus en bijna dagelijks lees ik: "zij hebben dit en wij zullen dat". We krijgen zelfs geen stylo's meer, alleen nog maar dat leesvoer. En dan die koppen langs de kant van de weg. Ze zien eruit als wanted-affiches in Amerikaanse westerns, of als aanplakbiljetten voor bokswedstrijden. Ergens lijkt het me een toffer idee om onze volgende burgemeester door middel van aan kooigevecht te laten kiezen. Laat Beels, De Wever, De Winter, Peeters, Mertens en De Backer het uitvechten op de grote markt en laat het volk gokken, dan is Unibet ook content. Laat het publiek wapens meebrengen, stoelen, verwarmingstoestellen, krukken, schoonmoeders... Maak van de verkiezingen één groot volksfeest, met een schandpaal en rotte tomaten voor de verliezers. En dan geen gezever meer over coalities en dat soort ongein. Wie wint, krijgt Antwerpen voor zes jaar. De anderen moeten op trainingskamp in Congo om zich klaar stomen voor de volgende vechtkiezingen. "Je zou er weer wat van maken", gniffelt mijn vrouw als ze mijn schrijfsel leest. Maar het is ook allemaal zo steriel en braaf en pamperend. Als ik naar die koppen kijk, overal in Vlaanderen, dan zie ik andere dimensies. Dan zie ik verschillende werelden die door elkaar lopen, ook platte. Ik lees hoe fantastisch Antwerpen is en ik lees over vermoorde vrachtwagenchauffeurs en kogelgaten in vitrines. Ik lees hoe groen Antwerpen is en dan zie ik de resultaten van Curieuzeneuzen. Straks mogen we allemaal gaan stemmen en daarna mogen we allemaal nog eens gaan stemmen en ondertussen mogen we nog altijd niet in de Lut zwemmen. Niet omwille van de muskusratten of onzichtbare onderwatertakken maar wel omdat er chemisch afval en cocaïne in ronddrijven. Het zou me niet verbazen moest straks een Colombiaanse firma onze waterwegen komen baggeren. Moest ik nu niet in de Lut mogen zwemmen omwille van een strategisch geplaatste waterenergiecentrale, dan had ik dat nog puik gevonden. Binnenkort gaat hier misschien het licht uit omdat er niet genoeg elektriciteit is. Ze noemen dat het "afschakelplan", wat het perfecte woord is voor de sociale toestand in dit land. Gelukkig is er verandering op komst, niet omwille van die smoelen naast de autostrade maar simpelweg omdat alles altijd verandert. Wie de evolutie niet kan volgen, blijft achter en valt dood, daar heeft niemand iets over te zeggen, hoe machtig sommige mensen ook denken te zijn. Laatst zag ik de kop van Anke in een voortuin, ook zij kan de evolutie duidelijk niet volgen. Al die jaren politieke ondergrond hebben haar geen goed gedaan, in ieder geval niet goed genoeg voor een opwindende gluur-sessie. Niet dat het schorriemorrie van vandaag nog kan gluren, daar bestaan tegenwoordig camera's en gas-boetes tegen. De kwajongens zelf zijn ook geëvolueerd. In plaats van in haagbeuken te hangen, swypen ze nu op Tinder. In plaats van snorren op affiches te tekenen, sturen ze dickpics. Dat heet evolutie en daar valt niet aan te ontsnappen. Antwerpen is het socio-culturele middelpunt van de wereld. Mode, muziek, film, religie, politiek, diamanten, drugshandel, alles wat een beetje naar cultuur ruikt, wordt hier uitvergroot tot Amerikaanse proporties. Er loopt hier ook een bende bekende Vlamingen rond om u tegen te zeggen. Radja Nainggolan, Lesley-Ann Poppe, Bart De Wever, Tom Barman, Alex Agnew, Veronique De Kock, Charissa Parassiadis (Slongs Dievanongs), Gert Verhulst ... De lijst Antwerpse BV's lijkt alsmaar groter te worden. Toch kijk ik soms eens melancholisch naar de bekende Antwerpenaren uit het verleden, mensen met een missie, een passie, een doel. Jacob van Liesvelt bracht de eerste Nederlandstalige Bijbelvertaling uit in 1526. In 2018 opent Véronique De Kock een pop-upwinkelje in Wijnegem Shopping Center. Onder keizer Karel V was Antwerpen de belangrijkste en welvarendste handelsstad in Europa benoorden de Alpen, vandaag lijdt een groot deel van de Antwerpse bevolking honger.
Men zegt wel eens, "als het regent in Parijs, druppelt het in Brussel". In de Scheldestad kan je een gelijkaardig fenomeen zien. Als het brandt in Amerika, rookt het in Antwerpen. Het is wellicht een soort Antwerpse megalomanie, een eeuwenoud karaktertrekje. Zo van "wij zijn beter want wij zijn van Antwerpen". Terwijl onze rappers oproepen tot een betere samenleving, smijt de politiek zich onverwijld in een potje dissen waarvan Eminem en Machine Gun Kelly het schaamrood op de wangen zouden krijgen. Terwijl de politie twee wietrokers arresteert, komt er een schip met zeven ton cocaïne aan in de haven. Op dat gebied is Antwerpen toch nog altijd één van de belangrijkste handelssteden in Europa. Wat zeg ik? Wereldwijd. In Abu Dhabi zegt een prins: "nou, dat was een lekker lijntje". Zijn dienaar antwoordt: "ja, rechtstreeks uit Antwerpen". Ik woon in een vrij rustige straat ergens in de rand van Antwerpen. Er wonen hier nogal rijke mensen, zoals mijn Porsche-leasende overburen of de waggelende bankier die thuis zwaar onder de sloef ligt. Volgens de laatste ruzie die ik heb gehoord, laat de bankier zich graag pijpen door buitenlandse bediendes. Het is een cliché, ik weet het, maar eigenlijk is heel Antwerpen een cliché. Sex, drugs en rock 'n roll tieren hier welig, oftewel overspel, drugs en platte boenke-muziek. De stad heeft altijd iets gehad met boenke-muziek, getuige de hele new beat-rage en de steeds infantieler en marginaler wordende technoscene daarna. Gisterenavond reed er een Audi door mijn straat met 'Freed From Desire' van Gala snoeihard door de luidsprekers. Dat was lang geleden, en toch wel een beetje een verademing na al die dreunende rap-beats die tegenwoordig hip schijnen te zijn. Nee, geef me dan maar de Antwerpse rock- en metalscene. Bands schieten als paddenstoelen uit de grond, sneller zelfs want die paddenstoelen moeten eerst nog door vijftig centimeter Schauvliege-beton. Er zijn hier meer concertzalen dan corrupte politici, en dat wil al wat zeggen. Op dezelfde dag dat Metallica zijn vijf miljardste optreden geeft in het Sportpaleis, kan je in Antwerp Music City naar een wel nog enthousiaste jonge band gaan kijken, of misschien naar Zappa voor Anne Clark en Die Krupps of naar Kid's voor ofwel een stevige portie blues ofwel een donkere wolk stoner doom. Je kan naar een klassiek concert in de prachtige Elizabeth schouwburg of je laten omver rammen door vettige metalcore in Kavka. Je kan je laten meevoeren door zweverige post rock in Trix of lekker donker gaan jazzen in Het Bos. Je kan naar een familievriendelijk festival op Linkeroever of naar een rustgevend ambient avondje in één of andere woonkamer. Alles kan, alles mag. Soms denk ik dat Antwerpen, meer dan eender welke Belgische stad, echt geen nood heeft aan mensen die de stad in een bepaalde richting willen duwen. Antwerpenaren zijn plantrekkers die liefst gewoon hun eigen ding doen. Onze burgervader waarschuwt dat de drugshandel probeert te infiltreren in de politiek, iets wat de vastgoedsector al jaren doet. Kijk maar naar die lelijke torens op het eilandje. Ja, lelijk. Ze zien eruit als op elkaar gestapelde ghetto-kraakpanden. "Maar ze zijn wel duur, mijnheer", antwoordt dan één of andere gekostumeerde lul. Sommige mensen denken dat "duur" en "mooi" synoniemen zijn. Dat soort mensen wilde ook geen Sinksenfoor meer op de gedempte zuiderdokken. Ze willen daar eigenlijk stiekem helemaal niets, alleen maar hun 4x4 ondingen kunnen parkeren. Dat soort mensen is een gevaarlijk virus dat door de straten van de immer levende stad sluipt, op zoek naar dat laatste beetje nachtlawaai om over te kunnen klagen. Er woont een bekende Vlaming in mijn straat maar er woont hier een bekende Vlaming in zowat elke straat. Is er toch één straat zonder zanger, politicus, acteur of zakenman, dan woont er wel iemand die zich een BV waant. Bejaarde dames die in een vroeger leven nog eventjes schepen zijn geweest, bijvoorbeeld, of aspirerende shlagerzangeressen zonder enige vorm van charisma, talent of intelligentie. Mijn bekende straatgenoot heeft ooit één single gehad, ergens in de jaren tachtig. Een andere bekende straatgenoot is een fascinerend mooi spelende pianiste op leeftijd. Zij kent me niet, ik ken haar niet maar als ze speelt verandert de wereld in een adembenemend mooie schouwburg. Zij is mijn bekende Vlaming, iemand die iets kan toevoegen aan mijn leven, in tegenstelling tot vele anderen. Binnenkort is ze dood en wordt dit stukje stad een klein beetje stiller. Ik wil niet dat de stad stilvalt, ze gaat al genoeg achteruit. "Hoe bent u hier terecht gekomen?", vroeg ze. "De liefde", antwoordde ik kort en professioneel. Voor haar klonk het wellicht heel erg romantisch. "Man volgt de liefde van zijn leven naar een nieuw leven en ontdekt de donkere geheimen van de grote stad". Alsof het platteland geen donkere geheimen kent, vraag maar aan de kinderen die meer op de pastoor lijken dan op hun vader. De realiteit was veel reëler. Na de eerste kus kwam het eerste appartement. Daarna ontplooide zich een volslagen maffe wereld, toch zeker voor een boerendorpsknul die net genoeg op zijn vader lijkt om geen DNA-test aan te vragen.
"En geen interesse meer om terug naar het rustige Hasselt te gaan?" Daar moest ik even over nadenken. Hasselt had me gevormd. In Hasselt was ik ooit landskampioen, niet in het zwemmen zoals mijn niet-gerelateerde naamgenoot, maar wel in het jeugdhandbal. In Hasselt werd ik ook gepest, waarschijnlijk omdat ik kampte met een stevig assertiviteitsprobleem. Sommige mensen zijn transseksueel, ik ben transmetropaal. Ik woonde simpelweg ergens waar ik niet kon gedijen. De liefde was een uitweg, mijn manier om te ontsnappen aan iets waar ik aan ten onder zou gaan: er proberen bij te horen. "Neen", zei ik, "niet terug naar Hasselt". Als officiële reden gebruikte ik de rijke muzikale ondergrond in deze grootstad. Je kan hier elke dag gaan dansen, gaan headbangen, gaan wegdromen op welklinkende atmosferen. Dat is verdomd handig voor mijn uit de hand gelopen hobby als muziekrecensent. Vroeger, in mijn slaapkamer, kon ik Pukkelpop vaag horen. Dit jaar heb ik van op mijn balkon genoten van Tomorrowland, Sfinx, Jazz Middelheim, Willrock en De Bollekesfeesten. Daarnet heb ik voor de twaalfde keer dit jaar vuurwerk gezien, vanuit mijn woonkamer. Antwerpen is belachelijk cool, alleen jammer dat het vol Antwerpenaren zit. Zowat iedereen die niet in Antwerpen woont, vindt de Sinjoren maar een bende omhooggevallen idioten. Maar dat is niet helemaal waar. Er zijn ook veel marginalen, johnny's en marinas, junks, criminelen, afzetters en trutten in Antwerpen. Er zijn allochtonen, wereldsterren, directeuren, politici, hangjongeren, petanque-ouderen, winkeliers, archeologen, kappers, homo's en wielertoeristen, en allemaal hebben ze een bloedhekel aan elkaar. Ekeren haat Deurne, Schoten haat Borgerhout en iedereen haat Brasschaat. Eigenlijk is Antwerpen één groot soap-dorp met een hoger budget, verrassende personages en meer explosies. Natuurlijk was het niet allemaal nieuw voor mij. Ik had hier immers al een studiejaar verkloot en diverse uitstapjes naar de Scheldestad leerden me de schoonheid van de metropool kennen. Maar toch, hier wonen was een ander paar mouwen. Er zit me hier toch een bende lafhartige huisjesmelkers om u tegen te zeggen. Sommigen laten liever de boel ontploffen dan iets aan de gasleidingen te doen. Gelukkig zit er ook minstens één goede, en in één van zijn woonkamers besloot ik om deze stad te eren, voor schut te zetten, te liefkozen en uit te lachen. Want ik ben hier beland, voornamelijk omwille van de liefde maar ook omdat Antwerpen de zaligste klotenstad ter wereld is. |