![]() Tine Verstraelen was woedend, zo bleek uit het telefoongesprek waarmee ze de volledige tram entertainde. Ze had nieuwe fietsen besteld en die waren nog niet geleverd. Voor Tine was dat een ramp want volgende maand gingen de kinderen op kamp en dus wilden Tine en Davy lekker rustig gaan fietsen. Daar hadden ze nu al zo lang naar uitgekeken. Aan de andere kant van de lijn zat Yasmine, ook dat bleek uit het gesprek. Yasmine deed haar best om op te zoeken wat er was misgegaan maar ze kon geen gegevens vinden. Tine had geen bestelnummer bij de hand, wist het type van de fietsen niet vanbuiten en stond simpelweg niet in het systeem. De vrouw bulderde. "Hoe, je vindt mijn naam niet terug?! Ik zal 'm spellen want Nederlands is blijkbaar niet je sterkste kant. T.I.N.E. V.E.R.S.T.R.A.E.L.E.N." Ze wachtte even en keek naar de andere trampassagiers. Sommigen van hen rolden met de ogen, anderen keken gegeneerd de andere kant op. Niet veel later moest Yasmine alleen maar herhalen wat ze al had gezegd en vroeg ze naar het adres waar de fietsen hadden moeten geleverd worden. Tine gromde het adres door waarna het weer even stil werd. Vol spanning wachtten we het vervolg van het gesprek af en het wachten werd beloond. "Ja, dat is mijn vriend. Hoe moet ik nu weten dat die bestelling op zijn naam staat. Dus toch? Waar zijn onze fietsen? Wat? Morgen? Neen, mevrouw. Spaar me de details. Die fietsen hadden vandaag geleverd moeten worden. Die boot is godverdomme al twee maanden weer aan het varen. Nu kan ik morgen weer de hele dag thuisblijven omdat jullie je afspraken niet nakomen. Trut!" Ze stak haar telefoon weer in het roze hoesje en liet de wauwelende woede over aan een man die zich druk aan het maken was tegen zijn air-pods. "Ze moeten allemaal doodvallen, bende klote-egoïsten, en die debielen in het Ter Kamerenbos mogen ze allemaal eens goed aframmelen met de matrak. Dat zal hen leren, verdomme." We passeerden de halte Lange Leemstraat maar de tram stopte niet omwille van de werken die er bezig zijn. Daarvan was nog niet iedereen op de hoogte, zo bleek uit de volgende woedeaanval. "Hey! Chauffeur! Ligt ge weer te slapen, ja?" Vermits er geen antwoord kwam van de trambestuurder, stormde de man naar voren om zijn verhaal te halen en, uiteraard, om nog wat verder te schelden tegen de bestuurder, de Lijn en de oude vrouw die het verhaal over de werken op de Belgiëlei bevestigde. De bestuurder had wel gevoel voor humor, zo bleek. "Aan Harmonie kan u overstappen op de bus die aan de Lange Leemstraat stopt, mijnheer, maar zie dat u geen blaren krijgt van die vijf meter te wandelen." De man stapte af, klopte nog eens met zijn vuist tegen de tram zodat De Lijn zijn boosheid goed zou voelen en liep prompt tegen een metalen balk aan. Een kwartiertje later stond ik op mijn balkon met een sigaret in mijn hand. Ik leunde tegen de deurstijl terwijl ik naar de bloeiende bloemen in de gebloemetjesmotiefde bloembakken keek. De paarse bloemetjes van de phacelia lokten een dikke hommel. Het gewicht van het insect zorgde ervoor dat de bloemen ombogen en dat het beestje zich moest vastklampen om niet op de grond te vallen. Ik gniffelde even. "Dikzak." De hommel keek op naar mijn buik, mijn ogen en weer naar mijn buik. "Moet jij zeggen, speklap." We schoten allebei hardop in de lach, tranen rolden over mijn wangen. De hommel lag op zijn rug te schateren. Zelfs de zwaluwen gierden het uit. Dolle pret maar van zodra we weer bijgekomen waren, volgde er een diepe zucht. "Wat scheelt er? Je ziet er een beetje treurig uit." Het beestje had gelijk, denk ik. Ik haalde mijn schouders op. "Woede, er zit zoveel woede overal. Ik kan er niet meer tegen." De hommel zette zich neer op de vensterbank, als een volleerd psychiater, en knikte. "Dat heb ik ook gemerkt. Jullie hebben een moeilijk jaar achter de rug en het einde is nog niet in zicht, hé? Reden genoeg om niet goed in je vel te zitten, lijkt me." Wilfried, zo heb ik de hommel genoemd, slurpte nog even van de lekkere nectar en kwam op mijn schouder zitten. "Waar ben jij dan zo kwaad over? Want jij hebt ook last van de wauwelende woede, niet?" Ik moest even nadenken want ik wist het eigenlijk niet. De woede komt altijd plots en dan ratelen de vingers quasi oncontroleerbaar over het toetsenbord. "Het Nieuws. De kranten. De commentaren. De discussies. De botsende ego's. Het ongegronde gelul van de homo sapiens." Wilfried grinnikte. "De homo sapiens is een vreemde mutatie, ja, met uitsterven bedreigd ook. Over enkele miljoenen jaren worden jullie opgepompt als aardolie, net als de dinosauriërs. Alleen, het was destijds niet de schuld van de dino's, in tegenstelling tot...." Ik zuchtte. "Ja ja, 't is al goed. Ik heb geen zin in een preek van een hommel." Verderop in de huizenblok waren drie kinderen in hun zwembadje aan het spelen. Zoals gebruikelijk bij kinderen, ging dat gepaard met vrolijk gegil en luide plonsen. "Bommetje!!!" Splash! Heerlijk. De buurvrouw hield daar niet zo van en begon deze keer verrassend vroeg met haar geklaag en geroep. Meestal wacht ze een kwartier maar nu was ze al na twee minuten naar buiten gekomen om haar beklag te doen. "Is dat nu godverdomme gedaan met dat lawaai," loeide ze over de tuinen heen. Aan de andere kant van het huis raasde een brandweerwagen met loeiende sirenes voorbij en een helikopter van de politie vloog over de buurt. Ik haalde mijn schouders op en keek naar Wilfried. Hij liet een stralende glimlach zien. "Verbena? Geweldig! Dat had ik nog niet gezien. Jouw vrouw weet wat hommels lusten." "Ik ben bang van die woede want als die al in mij zit, dan zit die heel hoog in de mensheid. Niemand kent mij als een kwaad, opvliegend en scheldend persoon, in tegendeel. Over het algemeen ben ik de rust zelve, altijd kalm en altijd pratend met een zachte stem. Humor, muziek en verhalen zijn mijn uitlaatkleppen. Met venijn hou ik me doorgaans niet bezig, behalve bij enkele hele goede vrienden die dezelfde duistere humor hebben als ik. Die wauwelende woede is even dodelijk als het virus, als de bommen, als de gekken in het bos en in de politiek. Ik... Ik ben de hoop kwijt." Wilfried keek even op en rolde met zijn facetogen. "Gast. Ik zit stampvol verbena en phacelia. Ik heb geen tijd voor uw gezever. Ik moet kakken." Daarop vloog hij weg, bedekt met verbenasperma. Lied: De Wauwelende Woede We zijn allemaal gek geworden We schreeuwen naar TV We brengen messen mee naar school We hebben geen idee We zijn allemaal gek geworden Het wordt ons veel te veel We zijn maar wezens op de dool We vormen geen geheel De wauwelende woede Heeft ons in haar greep En zij die dwepen met ons op te zwepen Die lachen in hun vuisten We zijn allemaal gek geworden Besmet met het venijn We roepen, tieren, gillen Dat het beter zou moeten zijn We zijn allemaal gek geworden Primaten met een bijl In plaats van elkaar op te tillen Trappen we na, da's onze stijl De wauwelende woede Heeft ons in haar greep En zij die dwepen met ons op te zwepen Die lachen in hun vuisten (banjo-solo om het geheel een beetje minder zwartgallig te maken) We zijn allemaal gek geworden We gooien olie op het vuur De brandstapel is nu ons huis Tot ons allerlaatste uur We zijn allemaal gek geworden We zijn het noorden kwijt Het komt wel goed, of we sterven uit Tot onze grote spijt De wauwelende woede Heeft ons in haar greep En zij die dwepen met ons op te zwepen Die lachen in hun vuisten (18 minuten free-jazz improvisatie) La La La La La La La La (herhaal tot in den treure) Disclaimers:
1. De vrouw heette niet echt Tine Verstraelen. Dus ga niet elke Tine Verstraelen die je tegenkomt beginnen uitschelden voor intolerante teef. 2. De foto van de boze mijnheer komt van Wikipedia. De foto van de hommel heb ik zelf gemaakt. Rechtenvrij, bitches!!! 3. Wij hebben geen gebloemetjesmotiefde bloembakken. Da's lelijk. |
Auteur'Niet Weerhouden', het Nederlandstalige debuut van Serge, is nu verkrijgbaar. Categories
All
Archives
November 2022
|