![]() Ergens in het begin van deze eeuw hield ik me al eens bezig met korte, bitsige columns die ik dan op facebook of myspace gooide. Zo gaf ik De Morgen een grappige veeg uit de pan en mochten tal van bekende en minder bekende mensen aan de spreekwoordelijke schandpaal genageld worden. Aan een echte schrijverscarrière dacht ik toen nog niet. Het was allemaal maar voor de lol. Trouwens, ik was nog te druk bezig met het muzikantenbestaan en met een rits aan klotejobs. Zelfs mijn liefdesleven stond nog niet op een degelijk niveau. Al bij al speelde ik met lettertjes, woordjes en zinnen, verstoken in de onderste regionen van de literaire wereld. Ik was ook een langharig stuk tuig, een stoerdoenertje in de wereld van heavy metal en aanverwanten. Samen met gelijkgezinden bevond ik me meer dan regelmatig in concertzalen en op festivalweides. Mijn broeken waren gescheurd, hoewel dat toen nog geen mode was. Mijn t-shirts waren zwart en versierd met skeletten, doodskoppen en ander ongein. Mijn hele leven bestond uit innerlijke scheldtirades, gedreven door woeste muziek en een verschrikkelijke hekel aan deze maatschappij. Naast het betere gitaargeweld, lustte ik ook wel pap van de hele gothic-scene, eveneens gedreven door een gitzwart wereldbeeld. Ook daar schuimde ik de feestjes af, meer voor de vrouwen dan voor de muziek maar ik was nog jong. Op een van die feestjes gebeurde het. Een jongen, enkele jaren ouder dan ik, zei dat ik hem aan Herman Brusselmans deed denken. Mijn uiterlijk, maar vooral ook mijn schrijfstijl en mijn "zeitgeist" waren, volgens die lul, zeer zwaar geïnspireerd door Brusselmans. Ik had blijkbaar ook evenveel respect voor vrouwen als "Brussy", nul dus. Het bericht was misschien wel als compliment bedoeld maar voor mij kwam het als een regelrechte belediging aan. Op zich had ik toen nog geen hekel aan de Vlaamse successchrijver maar ik wilde niet met anderen vergeleken worden, zeker niet met iemand die eigenlijk maar één onderwerp in zijn boeken had zitten: neuken. De jongen probeerde zijn compliment nog te redden door te zeggen dat ik het misschien wel even ver zou schoppen als Herman maar ik hield vol. Er is maar één Herman Brusselmans en dat zijn er al teveel. Vandaag zeikt Brusselmans mensen af in een Nederlands dagblad. In België vinden ze er al niets meer aan precies. Zijn boek "Bloed Spuwen Naar De Hematoloog" gaat over de toonbank als beschimmelde sandwiches en vraag naar ander materiaal van hem is even schaars als het doorzettingsvermogen van onze politici. In een artikel op de website van een Vlaamse krant las ik dat hij bakken kritiek krijgt door bakken kritiek te geven op de omvang en het gewicht van een Nederlandse prinses. Amelia is lang niet zijn enige slachtoffer. Tal van bekende figuren mochten al van zijn literair gekanker proeven, met wisselend succes want wat blijkt: als Brusselmans er niet op kan rukken, zal hij er gewoon op pissen. Dat is het motto van een tanende carrière als auteur. Het feit dat Herman er tegenwoordig uitziet als een verhongerde en met lijm overgoten poedel zal daar niet meer veel aan veranderen. Mijn absolute afkeer van vergeleken te worden met Brusselmans zorgde ervoor dat ik enigszins van stijl ging veranderen. Ik begon de zwartgalligheid te vervangen door humor en ik begon over mijn eerste liefde, muziek, te schrijven. Stilaan begonnen mijn teksten en columns echt ergens over te gaan. Over volwassen worden en over een relatie in stand houden, iets waar zelfs zijne langvettigharigheid nog niet mee bezig was. Terwijl ik me waagde aan muziekrecensies, braakte Brusselmans gezellig verder. Het ene na het andere boek verscheen. Het zijn er meer dan zestig ondertussen. Met elk schrijfwerk graaft hij dieper en dieper in zijn ogenschijnlijk bodemloze literaire beerput. "Ik heb een godvergeten klotehekel aan alles en iedereen en jullie, mijn lieve en simpele lezertjes, mogen daarvoor jullie zuurverdiende centen neerleggen," dat lijkt Brusselmans tegenwoordig te denken. Zijn berg bagger is inmiddels zodanig groot geworden dat Jan De Nul hem een offerte heeft gestuurd. Ben ik jaloers op het succes van Brusselmans? Dat begon ik me ook af te vragen, maar neen. Ik wil niet de copycat zijn die dezelfde soort stront naar zijn lezers gooit. Wil ik opvallen met mijn kritiek over Brusselmans? Alweer, neen. Of misschien toch wel. Misschien wordt het gewoon eens tijd dat Herman zijn plakkerige handdoek in de ring smijt en een echte job gaat zoeken, al was het maar om inspiratie te vinden en eens iets origineel op de markt te kunnen gooien. Want geef toe, de relevantie van Brusselmans dateert toch ook alweer van de jaren negentig, toen alcoholisme, seksisme en hormonale frustratie nog volkomen normaal gevonden werden. ![]() "Hallo" "Goede middag, mijnheer. U bent ooit klant geweest bij Luminus?" "Euh. Dat zou kunnen. Nu in ieder geval niet meer." "Dat is goed. Ik bel even om uw dossier te vervolledigen." "Dossier? Maar ik ben toch geen klant bij jullie. Waarom heb ik dan een dossier nodig?" "Dat gebeurt standaard, mijnheer." "Mij goed. Is dan mijn dossier bij ING ook meteen geregeld?" "ING? Hoe bedoelt u?" "Ik kreeg onlangs een oproep van dit nummer in verband met mijn ING-rekening. Daar ben ik trouwens ook geen klant." "Ah. Daar weet ik niets van." "En van mijn rekening bij Record Bank. Want dat was ook hetzelfde nummer." "Ik..." "En mijn dossier bij Proximus, Pidpa, De Nationale Loterij, Fortis. Allemaal bedrijven waar u voor werkt, toch?" "Neen, mijnheer. Wij doen enkel de dossiers van... euh." "Oei. Nu al vergeten voor wie u werkt?" "Ik was gewoon..." "...aan het twijfelen?" "Ja..." "...aan het onderzoeken of ik weet dat u een oplichtster bent?" "Maar neen, mijnheer." "Ik heb uw telefoonnummer opgezocht. U heeft wel heel veel bedrijven in uw portefeuille hé." "Neen. Alleen Luminus." "Wacht. Ik lees even de commentaren over uw telefoonnummer door. Zes pagina's resultaten en geen enkele positieve." "Mijnheer, ik doe alleen maar..." "...Uw werk? Dit is uw werk?" "Ja." "Hoeveel mensen houdt u zo voor de zot elke dag?" "Maar wij zijn geen oplichters." "Goed. Dan bent u een servicedesk die onafhankelijk werkt voor verschillende bedrijven en mensen hun gegevens moet verzamelen. Klopt dat?" "Euh. Ja." "Daar geloof ik niets van." "Mijnheer, ik kan u verzekeren..." "...ook al? Banken, telefonie, water, elektriciteit en nu ook nog verzekeringen. U bent echt de supermarkt van telefoonoplichters. Doet u toevallig ook massages want dat ik kan ik wel gebruiken nu." "Mijnheer. Ik denk dat we dit gesprek best beëindigen." "Waarom? Mijn dossier is toch nog niet in orde?" "Wilt u dan toch verder gaan?" "Neen. Ik wil alleen jullie telefoonrekening de hoogte in jagen." Klik ![]() Het was juni, ergens in de vroege jaren tachtig. Buiten gaven wolken de plantjes water en zongen de merels dat het leven leuk was. Ik zat in de speelkamer, in de ene hand een Playmobil-mannetje, in de andere een setje Lego-wielen. Jeff, heette het mannetje, genoemd naar een personage uit een of andere Amerikaanse televisieserie. Ik zette het mannetje op een stoeltje zodat hij kon kijken hoe ik mijn bouwwerk afrondde. Het was een toerbus met slaapruimte voor vier bandleden, een manager én voor de chauffeur. Vooraan was een compartiment waar de rockband kon eten en "chillen" terwijl helemaal achteraan voldoende plaats was voor gitaren, versterkers en dozen met t-shirts. De bus was net groot genoeg om op een gemiddelde rijstrook te rijden, eentje van Playmobil dan uiteraard. Ik was acht, of zo. De band ging naar Amerika, op tournee, want dat was toch de grote droom van elke jonge muziekliefhebber. Reizen door het land van de rock 'n roll, ontmoetingen met de groten der aarde, filmsets, interviews bij Jay Leno of bij wie dan ook. Enorme evenementen, ongeziene natuurpracht en een menselijke beschaving om u tegen te zeggen. Dat was Amerika. Opnieuw, ik was acht, of zo. Het is juni, ergens vooraan in wat een vriend van mij smalend "the new dark ages" noemt. Buiten schijnt de zon terwijl de wolken lui voorbij zweven. Ik zit buiten, op mijn terras, een frisse pint in de ene hand, mijn tablet in de andere. Het apparaat toont het nieuws en dat is verre van fraai, ook en vooral voor dat ooit zo beloofde land. Het jongetje van acht kijkt ernaar met een stomverbaasde blik in zijn ogen. In mijn hoofd schudt Jeff met zijn hoofd. Ja knikken kan hij niet, daar zijn Playmobil-mannetjes niet voor gemaakt. Neen schudden, daarentegen, lukt hem nog altijd zeer goed. Jeff wil niet meer naar Amerika, zelfs niet met zijn superdeluxe Lego-toerbus. Ik kan hem alleen maar gelijk geven. De vele beelden spreken voor zich. Het is daar angstaanjagend en levensgevaarlijk. Amerika kleurt bloedrood en donkergrijs. De grandeur en de culturele overvloed zijn vervangen door haat, domheid en hebzucht. Plots lijkt het beloofde land op de oude tante die zich een beetje heeft laten gaan na de dood van haar echtgenoot. Te dik, te dronken, te depressief om zich te herpakken. Kreunend onder de kopzorgen en zwaar aan de pillen om die verdomde maagpijn te verzachten. Tantamerika, ik zag je graag maar nu maak je me bang. ![]() In zijn razend succesvol boek "De meeste mensen deugen" legt Rutger Bregman haarfijn uit dat we niet allemaal nutteloze klootzakken zijn, wat op zich vrij tof is om te weten. Toch zijn er ook slechte mensen op deze aardbol. Ze zijn redelijk eenvoudig samen te vatten als "mensen die zich beter voelen dan anderen". Om de ene of andere reden brengt dat mij bij "zij die tussen de parkings wonen" want, zowat elke Belg is ervan overtuigd dat de gemiddelde Antwerpenaar zich beter voelt dan andere Vlamingen, Belgen, Europeanen en andere medemensen. Is dat waar? En zo ja, is daar een goede reden voor? De afgelopen weken heb ik me bezig gehouden met een vergelijkende studie. Enerzijds las ik de commentaren op HLN. Anderzijds observeerde ik de gemiddelde Antwerpenaar in zijn natuurlijke habitat, het "Stad", iets wat ik grondig geleerd heb toen ik voor opvoeder studeerde. Wat blijkt, op HLN komen voornamelijk de wat minder belezen tweevoeters terecht, zij die vloeken, tieren en alle cliché's eer aandoen. Op straat zie je echter een heel ander soort Antwerpenaar, een veelkleurig, ietwat bevreemdend figuur dat zich amper blijf weet met de rijke geschiedenis van zijn of haar stad. De meeste Antwerpenaren deugen, maar zeker niet allemaal. Bevinding 1: Niet elke Antwerpenaar is een racist. Hoewel de rechtse partijen hier even populair zijn als de Primark, is er een sterke alternatieve beweging te bekennen. Er lopen behoorlijk veel gemengde koppeltjes rond en zelfs de criminele groepjes bestaan uit verschillende nationaliteiten. Aan diversiteit dus geen gebrek. Als internationale haven heeft Antwerpen zich natuurlijk altijd wel multicultureel willen profileren, hoewel de harde kern altijd zo blank als porselein is geweest. Heden ten dage is de autochtone medemens al in de minderheid en daar houdt de Antwerpenaar niet van. Racist zijn ze niet, want ze hebben een even grote hekel aan al die "Hollanders" en "Fransozen" in hun stad dan aan "die bruinen". Ze willen de stad gewoon proper en puur houden. Onze werkmensen, onze hoeren en onze politici. Hoewel, een Thaise hoer, daar kruipen ze dan weer wel graag op. Bevinding 2: Niet elke Antwerpenaar spreekt als een minderbegaafde idioot. Taalvaardigheid is een heikel onderwerp. Sinds de opkomst van VTM en de vele series in samenwerking met het inmiddels ter ziele gegane Echt Antwaarps Theater, schijnt de gemiddelde Antwerpenaar te denken dat wat hij spreekt ABN is. Het is tegenwoordig zelfs zo erg dat ze officieel de B uit het letterwoord hebben gehaald. Ook dit is slechts gedeeltelijk waar. Slechts drie van de tien proefpersonen waren quasi onverstaanbaar en eentje daarvan kwam van over 't water dus dat was een twijfelgeval. Andere bevinding: dat lekker vettige écht Antwerps taaltje is aan het uitsterven. Ik hoor alleen nog oudere mensen zo sappig tegen elkaar lullen. Meer zelfs, de jongerentaal van tegenwoordig met de "Oh my god", "Wha Yow" en "Fuck my life" is veel irritanter, en mensen die "LOL" voluit uitspreken in plaats van simpelweg te lachen, mogen onder de guillotine, lol. Bevinding 3: Niet elke Antwerpenaar is een arrogante dikke nek. Verrassend weinig Antwerpenaren zijn arrogante dikke nekken, om eerlijk te zijn. Maar liefst negentig procent van de proefpersonen bleek vriendelijk en bescheiden. De grootste arrogantie in Antwerpen komt van... De Nederlanders, maar ook weer niet allemaal. Zeker, er zijn spasten in deze stad maar die heb je ook in Gent, Leuven, Charleroi en Hasselt. Klootzakken, azijnpissers, mierenneukers en levenslustwurgers zal je overal hebben. Wat Antwerpenaren dan weer wél hebben, is hun stemvolume. Het is net de combinatie van die luide stem en dat VTM-ish accent dat het Antwerpse imago de das omdoet, lijkt me. Voeg daarbij nog het feit dat de Antwerpenaar héél graag gelijk krijgt en het hek is helemaal van de dam. Bevinding 4: Niet elke Antwerpenaar begrijpt waar al die cliché's vandaan komen. 't Stad is voor het eerst beschreven in 726. Daarvoor zaten er Romeinen en ergens in de twaalfde eeuw werd Antwerpen voor het eerst beschreven als volledig zelfstandige gemeente. Vanaf de veertiende eeuw stonden de Antwerpenaars bekend als koppige steenezels, agressievelingen en hoogmoedige zenuwlijders. Volgens sommige geschiedenisboeken had dat voornamelijk te maken met hun gedrag in zogenaamde "taveernes", de bruine kroegen van destijds. Vechten, roepen, schelden, gokken, valsmunterij, openbare dronkenschap en noem maar op. De Antwerpenaar lustte er wel pap van. Maar er is ook de andere kant. Internationale handel, diamanten, mode, onderwijs, cultuur. Eigenlijk moet je niet uit Antwerpen weg om de wereld te leren kennen, en misschien ligt nu net daar het probleem. Antwerpen IS de wereld en de wereld IS Antwerpen. Bevinding 5: Niet elke Antwerpenaar zal deze column volledig lezen. Zo, de meeste sinjoren hebben inmiddels afgehaakt en zijn weer bezig met hun normale bezigheden: Antwerp FC of Beerschot haten, zwerfvuil op straat gooien, drugs verhandelen, granaten smijten, spuwen naar de politie of slachtoffers in de Schelde dumpen. Het is vast niet gemakkelijk om Antwerpenaar te zijn, dus probeer een beetje begrip op te brengen voor deze boeiende maar oh zo geplaagde minderheid. Antwaarpen, we zien A geire... ![]() Ze droeg een kort gitzwart rokje met daarover een langere, doorzichtige rok. Haar al even gitzwarte haar wapperde over haar schouders tot in het midden van haar jeans-jasje. Het haar was geverfd want haar felblauwe ogen verraadden en heel andere kleur. Blond, misschien zelfs ros, wat haar wat ietwat bleek uitziende huid kon verklaren. Haar voeten zaten opgesloten in dikke, donkere laarzen met gele lapjes stof vrolijk bengelend op het ritme van haar voetstappen. Naast haar liep een jonge man, slechts enkele jaartjes ouder dan zij maar stapelverliefd op de haast engelachtige verschijning die zij was. Hij was gekleed in een doordeweeks landloperskostuum, zijnde een gescheurde broek van een hip merk en een verfrommeld t-shirt waar "Calvin Klein" op gedrukt stond. Twijfelend voelde hij of hij haar hand mocht vasthouden, iets waar zij kennelijk minder enthousiast over was dan hijzelf. Zo liepen ze samen door de winkel. Zij met het zelfvertrouwen van een succesvolle zakenvrouw, hij met het troosteloze karakter van een chihuahua. Zolang hij dat handje maar kon vasthouden, dan was alles goed in zijn wereldje. Hij probeerde wel te pochen met haar schoonheid maar er was letterlijk niemand die hen kon zien, alleen ik, en ik ben dat stadium duidelijk voorbij. Door de luidsprekers wauwelde Walter Grootaers dat ze jong was, wat als een mantra werd herhaald door de andere Kreuners. Zelfs voor hen zou ze inmiddels té jong zijn, zoveel was zeker. Ze keek naar de boeken en naar de vrolijke gadgets tegen de muur. "Oh, dat is mooi." "Dat is een heel goed boek." "Dat ziet er wel een handige agenda uit." Hij voelde zijn portefeuille huilen en probeerde het gesprek een andere wending te geven. "Dit boek heb ik ook gelezen," zei hij vol trots, "en dat ook." Hij had naar eigen zeggen redelijk wat boeken gelezen maar toevallig alleen maar boeken waar Hollywood zich mee had geamuseerd. Ze keek hem aan met een stomverbaasde blik in haar grote blauwe ogen. "Heb jij Vijftig Tinten Grijs" gelezen?" Ja, in de cinema, met een ander meisje dat Walter Grootaers te jong zou vinden. Even keek hij paniekerig rond, bang voor eventuele verdere vragen en zoekend naar iets om haar aandacht af te leiden. Dat iets was een totaal onverwachte en nog meer ongepaste tik op haar kont. Dat iets was overduidelijk een zware fout. Het zorgde ervoor dat hij haar handje niet meer mocht vasthouden en dat de innerlijke chihuahua begon te beven van de stress. Ze tikte zijn hand weg, een beetje zoals Melania deed met Donald, maar toch stak ze nog een venijnig sprankeltje hoop in zijn verwarde hormonen. "Niet hier." Ze keek boos en giechelde, tegelijk, als een volleerde vamp. Daarna stapte ze kordaat de winkel uit, gevolgd door een stortvloed aan tegenstrijdige emoties met een piemel. Ik moest even lachen met zijn aandoenlijke pogingen om het nog goed te maken maar concentreerde me al snel op het afsluiten van de werkdag. Eens de boel afgesloten was, stapte ik de trap op en stond ik weer oog in rug met het jonge koppeltje. Alles was weer in orde, zo leek het. Haar arm hing rond zijn middel en de zijne bengelde lui over haar schouder. Met haar vrije hand wees ze naar een zilveren armbandje met blinkende zirkonen in de etalage. "Dat meisje gaat het nog ver schoppen," dacht ik terwijl ik naar de tramhalte stapte. ![]() Ze droeg een mondmasker in dezelfde kleur als haar jurk. Daarboven tuurden twee lichtbruine ogen door het plexiglas scherm naar mij. Ze leek een beetje zenuwachtig en wiebelde heen en weer op haar kleine voetjes. Van nature en uit gewoonte begroette ik haar vriendelijk, ook al kon ze mijn glimlach niet zien. Die was ook verstopt achter een chirurgisch maskertje, toevallig ook van dezelfde kleur als mevrouw haar kleed. "Heb jij "Help, Ik heb mijn vrouw zwanger gemaakt?" vroeg ze stil en zichtbaar verlegen. Ik zocht het boek op in onze database maar moest mevrouw teleurstellen. "Neen, momenteel niet in stock mevrouw. Als u wil, kan ik 'm bestellen voor u." Ze twijfelde, blies een pluk haar uit haar ogen en legde haar beide handen op de toonbank. "Hoe lang duurt het om het boek te bestellen?" Ik keek op de computer. "Twee dagen. In principe zou die dan vrijdag hier moeten zijn". "Zeker?" Ik was niet zeker. In deze tijden weet je immers nooit. "Wat ik zou het boek toch voor zaterdag aan mijn vriend willen geven. Ik wil dat hij het weet vooraleer we naar zijn ouders rijden." Ik knikte, zoals ik zo vaak doe bij situaties waar ik geen snars vanaf weet. Ze haalde haar schouders op en ging verder. "Hij mag toch de eerste zijn die het te weten komt, niet?" Dan was ze nu al te laat. "Nu weet ik het al." Ze moest lachen en werd meteen weer verlegen. "Niet vertellen hé." Ik schudde mijn hoofd. Ik had haar nog nooit eerder gezien dus ik had geen idee welke "hem" erbij hoorde. "Natuurlijk zeg ik niets. Dat laat ik aan jou over." Ze giechelde maar aan haar gezicht kon ik zien dat ze dat bewuste gesprek liever nog een tijdje had vermeden. "Dat is goed," fluisterde ze. "Hij hoeft het niet van anderen te horen." Opnieuw haalde ik mijn schouders op maar, zoals wel vaker gebeurt, ging mijn grijze massa meteen aan de slag met de gegeven informatie. "Het kan wel zijn dat ik er vanavond een columnpje over schrijf." Ze keek verbaasd op en snel weer naar de afbeeldingen van krasbiljetten op de toog. "Column? Waar?" Ik lachte. "Gewoon op facebook. Ik heb daar heel wat vrienden die vreemd gaan opkijken als ze de titel lezen." Alweer die verlegen glimlach. Ze vond het goed, zolang haar vriend het maar niet las, maar die heeft geen facebook, zei ze, en lezen is ook niet zijn favoriete hobby. Ik kon stiekem al raden wat zijn favoriete hobby dan wel was. Binnenkort hopelijk spelen met zijn dochtertje of zoontje. |
Auteur'Niet Weerhouden', het Nederlandstalige debuut van Serge, is nu verkrijgbaar. Categories
All
Archives
November 2022
|