Wij zijn vijanden
Want ik werk en jij staat op de dop Wij zijn vijanden Want ik ben een man en jij een vrouw Wij zijn vijanden Want ik woon hier en jij woont daar Wij zijn vijanden Want ik eet vlees en jij ben vegan We verschillen toch zo hard Dat wil men ons laten geloven Als jij dat ook graag wil Zullen we nooit vrienden zijn Wij zijn vijanden Want ik ben blank en jij bent zwart Wij zijn vijanden Want ik ben groot en jij bent klein We verschillen toch zo hard Dat wil men ons laten geloven Als jij dat ook graag wil Zullen we nooit vrienden zijn Wij zijn vijanden Want ik denk links en jij denkt rechts Wij zijn vijanden Want ik ben arm en jij ben rijk Wij zijn vijanden Want ik ben blond en jij bent ros Wij zijn vijanden Want ik heb een fiets en jij een auto We verschillen toch zo hard Lees maar in de kranten Maar als je wil Kunnen we wel vrienden zijn We verschillen toch zo hard Maar ademen dezelfde lucht Dus als je wil Neem ik je in mijn armen Wij zijn vrienden Want we hebben veel gemeen Laat anderen maar zagen Die kennen ons immers niet Wij zijn vrienden Want we hebben veel gemeen Sterker zijn dan haat Dat is een mooi gevoel 1. “Waarom moeten ze die bespottelijke dorpsfeesten ook altijd in de winter laten doorgaan?” Ik mompelde en zette de ruitenwissers voor de zoveelste keer aan. Achtennegentig kilometer in mijn oude Seat Ibiza. Door weer en wind, vooral door regen en sneeuw. De snelwegen vielen nog mee. De files stonden in de andere richting. Iedereen wilde weg uit die troosteloze dorpen en gehuchten. Niemand erheen. Het leek op een opgejaagde exodus uit het saaie plattelandsleven, terwijl ik in de tegenovergestelde richting reed. Ik voelde hen loeren van achter hun stuur. Verveeld, moe en verzuurd maar vooral ziedend jaloers omdat ik wel aan honderdtwintig kilometer per uur over de autosnelweg kon rijden. Zo zijn ze. Snel geërgerd en extreem in al hun emoties. Even dacht ik eraan mijn middelvinger naar hen op te steken maar dat deed ik niet. Het is niet hun fout. Het is dat natte kloteweer, met zijn ijskoude wind en zijn verblindende neerslag. Het is dat klotewerk, met die ijskoude collega's en die verblindende deadlines. Ik grinnikte om hun lot en trapte het gaspedaal in. Op de radio speelde rockmuziek uit de jaren negentig. Harde gitaren en een weltschmerz om u tegen te zeggen vulden de kleine ruimte van mijn Seat Ibiza terwijl de wielen de kilometers opvraten. De snelwegen waren aangenaam om op te rijden maar die smalle, kapotte gewestwegen waren het probleem. Er was duidelijk niet genoeg strooizout besteld. Alles was nat, papperig en glad. Dikke klodders bruine en witte sneeuw bedekten het asfalt en de berm ernaast. Ik was niet de enige die het moeilijk had om op de baan te blijven. Hier en daar lagen fietsen, aanhangwagens en zelfs een tractor in de gracht. Op het grootste kruispunt van Zanbeke stonden drie auto's tegen elkaar, waaronder een ambulance van het naburige ziekenhuis. Het was niet veilig om hier te rijden. Dat had de dienstdoende wijkagent tegen mij gezegd, maar dat had ik net zo goed zelf kunnen verzinnen. De arme ziel moest het verkeer regelen op het haast verlaten kruispunt. De lijnbus, die elk uur het kruispunt overstak, reed bijna tegen zijn combi. Daarachter reed ik, met mijn trouwe Seat en mijn luide rockmuziek. Ik herkende hem maar hij mij niet. Ik was tenslotte maar een van de zovelen die ooit het buurthuis van Zanbeke onveilig gemaakt hadden. Agent Jef Verhalle had evenveel gezag als een deurmat, een IQ van net boven de zeventig en een bijna evenwaardig alcoholpercentage. Geen wonder dat ze hem – letterlijk – buiten hebben gezet, dacht ik bij mezelf. Ik liet Zanbeke achter me, passeerde de oude fruit- en groentewinkel van de familie Verschueren en de daarnaast liggende serres. Er stond een kebabzaak naast. Ooit was dat de beste frituur van de regio, uitgebaat door Madam Zel, tot haar tweeënnegentigste. Het betonnen kerkplein aan de andere kant van de steenweg was bedekt onder een dikke laag sneeuw. Hier en daar staken de toppen van kleine dennen boven het witte laken. Er was geen levende ziel te bespeuren. Alleen de lichten achter de vele gordijnen van de nieuwe appartementsblokken verraadden de aanwezigheid van mensen. Ik vervolgde mijn weg tussen weilanden en appelplantages, op weg naar het dorp waar ik meer dan twintig jaar geleden afscheid van had genomen. De radio trakteerde me op een andere knarsende klassier van destijds, een plaat die het einde van de wereld leek aan te kondigen. Ik zuchtte en duwde nogmaals op het gaspedaal. Ik zag antieke villa's en krotten. Het oude bordeel en de dubieuze dancing ernaast, waar ik van mijn ouders nooit mocht binnengaan. De meeste ramen waren inmiddels kapot, ingeslagen of bekogeld met stenen. Klimop nam steeds meer bezit van het gebouw en er waren nog sporen van een hevige brand te zien. Langzaam reed ik de villawijk in, waar de enorme huizen van verzekeringsmakelaars, politici, deurwaarders en een enkele bekende Vlaming in schril contrast stonden met de armtierige blokken in de wijk verderop. De ene grossierde in de overdaad van het kapitalisme terwijl de andere het donkere gat van het communisme leek te vereren. Geen van beide waren aangename plekken om te vertoeven, niet in de jaren negentig, en ook nu niet. Van achter de grote ramen van de enorme woningen voelde ik de loerende ogen. In mijn hoofd kon ik hen horen fluisteren. “Er rijdt zo'n klein autootje door de straat. Dat heb ik hier nog niet gezien. Zeker weer zo'n vreemde. Zorg maar dat alles goed gesloten is, Tony.” Ik grinnikte bij de gedachte. Ik kende Tony nog van bij de jeugdbeweging, de KJV. Hij was de grootste etterbak van allemaal, een jankerig pestkopje en een rasechte hielenlikker. Na de middelbare school ging Tony het immobiliënwezen in, in navolging van zijn vader. Hij werd hoofdsponsor van V.C. Zanbeke-Schaerhoven en bijgevolg een graag geziene gast bij de lokale middenstand. Ik vertraagde en keek recht in Jenny's van achter het dubbele glas starende ogen. Snel ging het gordijn weer in zijn oorspronkelijke positie hangen. Daarna stopte ik even, vooral om te kijken of de gordijnen weer zouden bewegen. Dat deden ze niet. De angst in dat grote huis was bijna tastbaar. Tony en vooral Jenny, zijn doodsbange echtgenote, hadden zich waarschijnlijk al verstopt in hun zogenaamde “panic room”. Ik versnelde weer, stak nu wel mijn middelvinger op en reed zo snel mogelijk de villawijk uit. “Eindelijk richting Schaerhoven,” dacht ik bij mezelf, “eindelijk naar huis.” Zelfs in mijn hoofd klonk het absurd en onwaar. Schaerhoven was nooit echt mijn thuis geweest, niet meer dan een plaats om weg te deemsteren in burgerlijke eenzaamheid. Ook nu, vanop “de berg” van Zanbeke, zag Schaerhoven eruit als een stervend natuurgebied met daarachter troosteloos beton rond een inspiratieloze kerk. Een beetje aarzelend reed ik de berg af en “het gat” in, zoals Zanbekenaren ons dorp spottend noemden. Vlak voor de gemeentegrens passeerde ik de Kiosk, een frituur te midden van de velden, naast de hoofdstraat van Schaerhoven, de Zanbeeksesteenweg. Even leek het alsof “de berg” het toppunt van de tijdsrekening was en dat vanaf nu alles weer naar beneden ging, in ijl tempo. Terwijl ik de dorpskern van Schaerhoven naderde, leek het alsof ik 1995 binnen reed. Zo voelde het nakende einde van mijn lange rit aan. Ik zag het pocherige gebouw van de bank en de kille appartementjes erboven. Aan de overzijde verscheen de oude bibliotheek met daarnaast de parochiezaal. De fietsenmaker, de bakker, de computerwinkel, bijna alles leek nog exact hetzelfde als de laatste keer dat ik over de Zanbeeksesteenweg reed. De knotwilgen aan de Uilenstraat zagen er nog even treurig en mistroostig uit als toen. Ik draaide de Merellaan in, een GPS had ik hiervoor niet nodig. Op het einde van de straat draaide ik naar rechts. Terwijl ik het huis van de oude dokter passeerde, overviel mij een gevoel van melancholie. Hier had ik mijn eerste prikken gehad. Hier werd ik voor het eerst gewaarschuwd over de gevaren van seks. Nu was dit de praktijk van een schoonheidsspecialiste. Op nummer drie heb ik voor het eerst een naakte vrouw gezien. Ze heette Sofie. Ze was blond, mooi, zeven jaar ouder dan ik. Ik had me verstopt in de beuk naast haar badkamer. Ik herinner me die borsten nog goed, al zullen ze er tegenwoordig heel anders uitzien. Ons moment duurde anderhalve minuut en kostte me zowel een gescheurde broek als woedende ouders. De Patrijzenstraat, jaren van herinneringen. Ik draaide de oprit van de bed & breakfast op en parkeerde de wagen. Even bleef ik roerloos zitten, turend naar de oude bomen, de gerenoveerde serre en het oude tuinhuis. Pas na enkele minuten kon ik me losmaken van de pulserende golven herinneringen. Ik zuchtte diep, greep mijn rugzak en stapte uit. Sommige details waren splinternieuw. Andere zagen er nog identiek hetzelfde uit, zoals die kapotte bakstenen op de hoek van de garage, of het gat in het tuinhuis. Zelfs mijn vogelkastje hing nog in de notenboom. “Mijnheer Steenbergh?” Haar stem rukte me uit de tsunami in mijn geheugen. Ik draaide me om en keek haar aan. Ze was klein en gedrongen. Ik schatte haar ergens in de zestig. Haar gezicht was een van de meest vriendelijke die ik ooit in dit dorp gezien had. In dat opzicht leek ze op mijn moeder, maar haar stem, haar accent en haar voorovergebogen houding toonden een volledig andere vrouw. Ik knikte en stak mijn hand uit, waarop ze me uitnodigde om snel naar binnen te gaan. “Zet uw rugzak maar in de gang en kom een borrel drinken in de woonkamer,” nodigde ze me uit. Ik volgde haar door de gang. Ik kon bijna die oude geur ruiken. Rechts de keuken en de woonkamer. Links de trap naar de slaapkamers. Aan de deur van de grote kamer op het gelijkvloers, onder de slaapkamers hing een bordje. Privé. Ik gniffelde. Deze kamer, de studie van mijn vader, was eigenlijk altijd al privé geweest. Wij mochten er nooit komen, al zeker niet wanneer vader aan het werken was. Ik zette mijn rugzak aan de trap en stapte de woonkamer binnen. De deur piepte niet meer. “Ik ken dit huis goed. Ik ben er vroeger vaak geweest.” Mijn hart leek enkele slagen over te slaan toen ik zijn stem hoorde. Ik wist meteen wie dit was. “Sander?” Hij draaide zijn hoofd mijn richting uit. Bijna liet hij zijn glas vallen van verbijstering. “Raf? Shit man! Jij hier.” Hij stond snel op om mijn hand te schudden. De andere man stelde zich voor als de echtgenoot van de uitbaatster en vroeg wat ik wilde drinken. “Een pintje, graag.” Ik antwoordde zonder de hand of verbaasde blik van Sander te lossen. Sander zag er goed uit, heel wat beter dan ik met mijn oude jeans en mijn versleten jas. Hij droeg een net pak en over een stoel hing een lange, geklede jas. Plots was er een groter contrast tussen ons beide dan destijds, toen we als jonge snaken over de straat raceten met onze skateboards. Sander leek zijn schaapjes op het droge te hebben terwijl die van mij in de gietende regen stonden te verzuipen. Toch omhelsden we mekaar quasi onmiddellijk. Nadat de man mijn glas bier had gebracht, excuseerde hij zich. Sander ging weer zitten. Ik zette me in de zetel tegenover hem. De oude vrouw kwam de kamer binnen met een bosje sleutels en enkele papieren die ik moest ondertekenen. “Kamer twee.” Ze wees naar de trap. “Ontbijten kan tussen zes en tien. Als je wilt, is er ook avondeten. Geen lawaai na tien uur 's avonds en geen bezoek op de kamer.” Ik tekende en nam de sleutels aan. De vrouw zag er koddig uit wanneer ze streng probeerde over te komen. Sander boog voorover en overhandigde me zijn bosje sleutels. Daarna keek hij op naar de vrouw. “Is het erg als we wisselen van kamer, mevrouw?” Ze haalde haar schouders op, nam de papieren van mij over en verdween weer richting studiekamer. Sander glimlachte. “Jouw oude kamer. Het leek me meer gepast dat jij daar slaapt.” Ik nam het aanbod dankbaar aan. Al toen ik de kamer boekte, enkele maanden eerder, hoopte ik dat het deze zou zijn. “Waar slaap jij dan?” Sander toonde het nummer op de sleutelhanger. “Kamer drie. De speelkamer.” Alweer gierden de herinneringen door mijn hoofd. “Daar hebben we die enorme lego-toren gemaakt. Tot bijna aan het plafond. Jij bent toen op die wankele stoel gaan staan om aan de top te kunnen maar omdat Wilfried plots binnenkwam, viel jij eraf.” Sander knikte. “Arm op twee plaatsen gebroken en twee tanden kwijt. Ik heb het Wilfried nooit vergeven.” Sander leunde weer achterover en nam een slok bier. Hij zuchtte. “Shit, Raf, jij terug in Schaerhoven. Weet je broer dat?” Ik haalde mijn schouders op. “Waarschijnlijk. Hangt ervan af hoe goed hij de uitbaters van deze bed & breakfast kent.” Ik keek rond in de woonkamer. “Het ziet er wel anders uit. Ik heb niet meer het gevoel dat ik in mijn living zit, om het zo te zeggen.” Sander knikte om me gelijk te geven. Hij wees naar het valse plafond. “Alleen dat gaatje zit er nog. Dat heb ik er ooit in geschoten met een BB gun. Ze hebben het wel proberen dicht te schilderen maar je kan het nog duidelijk zien.” Ik lachte. “Jij hebt hier overal gaatjes in geschoten met die BB gun. Zelfs in Wilfried zijn bil.” Sander moest luidop lachen. “Hij had geluk dat hij zich net op tijd omdraaide want ik was op zijn kloten aan het mikken.” Het gesprek met Sander was opvallend gemoedelijk. Het leek wel alsof die twintig jaar nooit hadden bestaan. Ik kon me niet meer herinneren wat het laatste was dat ik destijds tegen hem had gezegd, maar de conversatie leek gewoon verder te lopen. Hij vertelde over zijn jongere zus, die net haar pensioen als professioneel atlete had aangekondigd. Ze had jaren tot de wereldtop behoord in het volleybal maar door enkele hardnekkige blessures behaalde ze al enige tijd haar oude niveau niet meer. Hij vertelde over zijn werk als programmeur en IT-verantwoordelijke voor een bouwfirma en over zijn ouders. Na dat laatste onderwerp zweeg hij. Hij leek een beetje beschaamd. Ik knikte om hem gerust te stellen. “Het is meer dan twintig jaar geleden. Ik kan er wel mee leven nu.” Sander forceerde een vriendelijke glimlach. “Is het daarom dat jij terug bent?” Ik schudde mijn hoofd. “Neen. Ze gaan de basisschool, de bibliotheek, de parochiezaal en het café afbreken om een gloednieuw woon- en winkelcentrum te bouwen. De velden en de speelweide van de KJV en het wandelpark rond de kerk gaan weg. De sportvelden worden gesloopt voor een groot nieuw sportcomplex en er komt een asielcentrum. Ik wilde het dorp nog een keer zien zoals het was en nooit meer zal worden. Ik ben hier om definitief afscheid te nemen van Schaerhoven.” Sander zuchtte diep. “Ik weet het. Ik ben al wekenlang plannen aan het uittekenen en ontwerpen voor de domotica-installaties aan het voorbereiden. Het wordt allemaal hightech met groene energie en zuinige gebouwen. Schaerhoven wordt het dorp van de toekomst, Raf.” Ik dronk mijn glas bier leeg en zette het op de salontafel. “Schaerhoven is een strontdorp, en binnen een paar jaar is het een hightech strontdorp. Woon jij hier nog?” Hij schudde zijn hoofd. “Ik woon in Meerhaven, tussen de dikkoppen.” Ik voelde enig ongemak in zijn stem. Hij stamelde. “Maar na deze job verhuis ik waarschijnlijk weer.” Ik kon zijn voornemen goed begrijpen. De vreemde, afstandelijke sfeer van het dorp was blijven hangen, zelfs nu er dubbel zoveel mensen woonden. “En Ingrid?” Ik stelde de vraag zonder enige bijbedoeling maar het gesprek kreeg onmiddellijk een koele, weifelende stemming. Sander haalde zijn schouders op. Hij stond op en nam twee flesjes bier uit de koelkast. Hij zette eentje voor mij neer en keek me met verwarde ogen aan. “Ingrid wordt tegenwoordig liever Ingmar genoemd. Zij, of beter gezegd, hij, hangt rond in parenclubs en op jeugdfuiven.” Ik keek hem aan en verontschuldigde me voor de ongemakkelijke vraag. Sander haalde zijn schouders op. “Tja, die heeft het altijd moeilijk gevonden om zichzelf te aanvaarden.” Ik probeerde van onderwerp te veranderen. “Waarom ben jij hier?” Hij toonde de uitnodiging in de binnenzak van zijn jas. “Het dorpsfeest. Ik kom al een paar jaar naar hier. Sinds mijn huwelijk op de klippen aan het lopen is, probeer ik een paar oude draden weer op te pikken.” Ik nam een slok van mijn fles en keek hem aan. “Tine?” Hij schudde zijn hoofd. “Carmen.” Er kwam een gelukzalige glimlach rond zijn lippen. Zijn gezicht klaarde een beetje op. “Haar huwelijk is ook op de klippen aan het lopen. Normaal gezien spreken we ergens in Zanbeke af maar nu haar man in het buitenland zit...” Hij maakte zijn zin niet af. Hij leek zich een beetje te schamen voor zijn gedrag, ook al kon ik het goed begrijpen. Carmen was in die jaren het belangrijkste doelwit van alle bronstige puberjongens. Vroegrijp, rondborstig en met lippen die de glimlach van moeder Maria zelve tevoorschijn konden toveren. Sander was jarenlang verliefd geweest op haar, en nu nog steeds, zo te horen. Tine was een goede tweede geweest en Ingrid was wat overbleef na de uitputtende hogeschooljaren. Sander gniffelde. “En jij? Enig vrouwelijk schoon in Raf-land?” Ik schudde mijn hoofd. “Momenteel niets. Ik heb een tijdje iets met een percussioniste gehad maar dat sloeg nergens op.” Meer lezen? Bestel nu 'Het Volksfeest' bij Zamp Makely In onze reeks "de liefjes uit de liedjes" kwamen we terecht bij Nancy Stuerinck, geboren in Westerlo maar tegenwoordig woonachtig in Keulen. Zij werd wereldberoemd in heel Vlaanderen dankzij de hit 'Blankenberge' van Hugo Matthysen. Helaas, zoals Hugo al aangaf in het nummer, bleef de relatie niet duren maar Nancy heeft toch leuke herinneringen aan die drie weken. S: We zullen beginnen met de vraag die op ieders lippen brandt: waarom Blankenberge? N: Ik was net achttien geworden en Hugo was vijfentwintig. Mijn ouders gingen eigenlijk niet akkoord met onze relatie omwille van dat leeftijdsverschil. Daarom ook dat we Blankenberge kozen als vakantiebestemming. Mijn vader vond dat toen al een platte stad voor marginalen dus daar zou hij ons nooit kunnen betrappen. Dus terwijl mijn ouders naar de Ardennen reden, sprak ik stiekem met Hugo af in de badstad. S: Hugo vond Blankenberge ook maar niks, zo blijkt uit het lied. N: Hugo was meer het type dat liever naar festivals ging om bier te drinken en te stagediven. Daar staat Blankenberge niet echt om bekend, uiteraard. In Deurne kon dat wel, want daar ligt de Trix, maar waarom hij Maaseik erbij haalde, snap ik ook nog altijd niet. S: Hoe dan ook, jij dreigde dat je het zou uitmaken als hij een andere vakantiebestemming koos. N: Eerlijk gezegd was het uitmaken altijd al de bedoeling geweest hoor. Hugo was een vakantieliefje. Een beetje vozen in de duinen en me poepeloere zat drinken, meer hoefde voor mij niet. Het had sowieso niet blijven duren. Daarbij, als Hugo niet was meegegaan, had ik het wel aan zijn goede vriend, Bart P. gevraagd. Die zag mij ook wel zitten. S: Maar jullie hebben plezier gehad. Discotheken, trapautootjes... N: Die trapautootjes waren nog leuk maar in de discotheken schaamde ik me altijd dood. Hugo haatte dance-muziek. Na twee pinten begon hij meteen naar de DJ te roepen voor platen van Metallica of Iron Maiden. Daar sta je dan, als jong meisje dat gewoon een beetje wil dansen. (Denkt na) Als ik eerlijk moet zijn, dan moet ik wel toegeven dat het drie toffe weken waren. Hugo behandelde mij als een prinses, betaalde alles en vroeg niet veel in ruil. S: Alleen flink verwend worden in de tent... N: Haha, ja, dat wel. De hormonen spatten van het tentzeil, dat kan ik niet ontkennen. Hugo was een seksbeest. Dat had zijn ex, Sabrina, mij al verteld. Alleen, wanneer we bezig waren, riep Hugo soms dat ik hem Clement moest noemen. Ik heb nooit echt begrepen waarom. Maar verder was het leuk, veel zon, veel seks, veel cocktails. Net wat ik als achttienjarig meisje nodig had. Het was een geweldige zomer. Ik heb er geen seconde spijt van gehad. S: En toch bleef het niet duren. N: Dat was dan ook niet de bedoeling. Ik wilde het kort na die vakantie uitmaken maar het draaide nog anders uit. Ik ben uiteindelijk verliefd geworden op één van die duizend dikke Duitsers. Heinz heet hij. We zijn getrouwd en hebben drie kinderen. Onze jongste zoon heet trouwens ook Hugo. Ik vond dat hij dat wel tegoed had nadat hij dat mooie nummer voor mij had geschreven. S: Kent Heinz het liedje? N: Ja, absoluut. Hij verstaat er niets van, maar hij vindt het wel leuk dat ik Hugo destijds goed bij zijn kloten gehad heb. S: Heb je Hugo nog gezien, en ben je daarna nog in Blankenberge geweest? N: Ik ben nog eens naar een optreden van Hugo geweest in Antwerpen maar ik heb hem nooit meer gesproken sinds die vakantie. Heinz en ik gaan wel nog af en toe een weekendje naar Blankenberge, hoewel Heinz het fakker vind in München of Döblen-Süd (lacht). De stoelen staan weer op de tafel
Mijn schoenen staan weer in de kast De stofvod die maakt overuren En ik heb de aftrekker vast Ik heb een heel vaag vermoeden En denk "het is weer van dat" Het is veel te veel van het goede Dus maak ik mijn borst maar al nat De schoonmoederkuis, de schoonmoederkuis Dat gaat hier te grondig Er is iets niet pluis De schoonmoederkuis, de schoonmoederkuis De geur van javel hangt nog maanden in huis De stofzuiger op volle toeren De kat is naar boven gevlucht Ik kuis de afwasmachine Waarom? Geen idee dus ik zucht Ik heb het al wel begrepen Vanavond komt ze op bezoek Het kot dat zal moeten blinken Desnoods met getier en gevloek De schoonmoederkuis, de schoonmoederkuis Dat gaat hier te grondig Er is iets niet pluis De schoonmoederkuis, de schoonmoederkuis De geur van javel hangt nog maanden in huis Ik sta de planten te schrobben Terwijl ik de boeken sorteer Dan moet ik de ramen nog dweilen En dan alles nog eens een keer Ik wou vandaag wel gaan vissen Met vrienden naar de kroeg Maar een mens kan zich vergissen Helaas, ik juichte te vroeg De schoonmoederkuis, de schoonmoederkuis Dat gaat hier te grondig Er is iets niet pluis De schoonmoederkuis, de schoonmoederkuis De geur van javel hangt nog maanden in huis Een jaar of drie geleden vond ik dat het tijd was om een nieuwe GSM te kopen. De oude was tot op de koperdraad versleten. Ik kreeg alleen nog maar dick-pics van Sean Dhondt te zien en dat was niet goed voor mijn mentale gezondheid. Dus drong een bezoekje aan de Media Markt zich op. Daar liet ik mijn oog vallen op een splinternieuwe Nokia. Het was liefde op het eerste gezicht. Het ding had een uitstekende camera, voldoende geheugen om een hele berg muziek op te zetten en een lekker groot beeldscherm. Er was slechts een probleempje. Er bestonden nog geen hoesjes voor dit model. De oplossing lag in een winkeltje in Mortsel. De verkoper had inderdaad geen hoesjes voor dit model maar wel eentje dat groot genoeg was om zowel mijn GSM als mijn bankkaarten en mijn zuurverdiende centjes in te steken. Tevreden stapte ik weer het winkeltje uit om mijn vrouw te vergezellen in de chocoladewinkel iets verderop. Blij. Alleen... Oude hoesjes rekken uit en doen op termijn niet meer wat ze moeten doen. Vandaag liep het mis. Ik had net de winkel afgesloten en was klaar om naar huis te gaan. Ik voelde nog eventjes in de zakken van mijn jas en wat merkte ik? Mijn sleutels zaten er niet in. "Shit, thuis vergeten of hier laten liggen?," gromde ik. Snel belde ik naar mijn vrouw want als ik de sleutels thuis vergeten was, lagen ze nog op de tafel en als ik die ergens in de winkel had laten liggen, konden ze op het toilet, in de keuken, achter de toog, in een schuif, in de stockruimte, buiten aan de deur of in de papierbak steken. Ze lagen thuis. Blij. Hierdoor dreigde ik echter wel de trein te missen. De winkel sluit om 18.00, waarna ik de kassa nog moet tellen. De trein vertrekt om 18.19. Uiteindelijk was ik om 18.17 aan de deur van de trein en daar besloot het drie jaar oude hoesje om het op te geven. Terwijl ik in de trein wilde stappen, greep ik naar mijn telefoon om een berichtje naar thuis te sturen. Als een felgekleurde vuurwerkpijl schoten mijn bankkaarten, mijn identiteitskaart, mijn klantenkaart van de winkel en mijn treinabonnement uit het hoesje, om met een doffe smak tegen de trein te botsen en uiteindelijk op de sporen te belanden. "Oei," riep een koppeltje dat net op de trein stapte. "Godverdomme," grommelde ik. "Lol," deed de conducteur zijn gezicht. Ik vroeg hem was ik moest doen en hij raadde me aan om naar de onderstationschef te gaan, ergens in de buurt van perron 1. Dat idee voerde ik onmiddellijk af want mijn bankkaarten, mijn identiteitskaart, mijn klantenkaart van de winkel en mijn treinabonnement lagen tussen de sporen, waar Jan en alleman ze maar voor het oprapen hadden. "Sja," gniffelde de conducteur, "ik moet vertrekken." Blij weg. Als ik niet naar de onderstationschef kon gaan, moest ik die maar opbellen. Dat was een goed idee, behalve dan dat het contactcentrum van de NMBS zodanig door burnouts onderbemand is dat ik wellicht tot in augustus aan de telefoon zou hangen. Even dacht ik eraan om gewoon mijn kaarten op te rapen, ook al zouden de camera's een securityploeg op me af sturen om me als spoorloper te arresteren. Zo ver kwam het niet, gelukkig maar. De trein was nog maar een minuut weg of er kwam al een andere aan, eentje met een veel behulpzamere conducteur. Ik legde uit wat er gebeurd was en dat ik niet weg kon omdat mijn bankkaarten, mijn identiteitskaart, mijn klantenkaart van de winkel en mijn treinabonnement tussen de sporen lagen, waar Jan en alleman ze maar voor het oprapen hadden. De man begreep het en belde onmiddellijk de onderstationschef op. Ook die laatste bleek zeer behulpzaam. "Ik bel de security om het spoor te beveiligen van zodra de trein weg is," beloofde ze. Tijdens het wachten schreef ze zorgvuldig op wat er gaande was op een document van de NMBS: "lomperik laat bankkaarten op het spoor vallen". Luttele seconden later stond ik met het schaamrood op mijn wangen tussen de sporen om die stomme kaarten op te rapen. Ik was me al mentaal aan het voorbereiden op een fikse boete, want ja, het blijft de NMBS. Gelukkig moest ik geen verklaring afleggen, niets tekenen en geen identiteitskaart laten zien. De jongedame liet me grinnikend gaan en ik wilde zo snel mogelijk weg. Een kwartiertje later zat ik in een volgende trein en die stond ongeveer een kwartier stil tussen Antwerpen-Centraal en Berchem. Je hebt zo van die dagen... "Ik denk dat er op deze planeet weinig dingen zijn die me zo weinig kunnen boeien als het doen en laten van Meghan Markle," zei ik, lichtjes geïrriteerd, tegen mijn echtgenote. Ze glimlachte en begon dingen te verzinnen. "Mosselen eten met Sandra Bekkari? De koers van de Roepie op 22 januari 1934? Genitale wratten?" Ik knikte. "Allemaal een stuk interessanter en wellicht ook belangrijker. Misschien de Kardashians maar de non-interesse in beide ligt wel heel dicht bij elkaar." Het verschil tussen de twee? De Kardashians lachen bijna nooit terwijl Meghan lacht alsof ze pas van de band van een sekspoppenfabriek is gerold. Het zou me echt niet verwonderen moest er 'Mattel' onder haar linkervoet gebrand staan. Waarom kom ik dat mens ook overal tegen? Op de voorpagina van de krant, in boeken, op televisie... Laatst had ik een nachtmerrie waarin ik aan het verdrinken was, tot Meghan mij kwam redden met haar nepglimlach. "Dan maar verdrinken," gorgelde ik terwijl ik vol afkeer naar de diepte zonk. Dus zelfs in comateuze toestand heb ik een gloeiende hekel aan dat kreng. Wat Harry er ooit in gezien heeft, weet ik niet maar Harry komt dan ook uit een incestfamilie waar iedereen diamanten onderbroeken draagt. Veel eigen ideeën of gedachten heeft die man wellicht niet. Dat hoort zo bij een koninklijke familie. Ze krijgen veel geld om aan plechtigheden te doen maar niet om erover na te denken. "Allee, Serge, probeer eens iets positiefs over Meghan te vertellen," spoorde mijn echtgenote mij aan. Ik dacht lang en diep na. "Ze komt hier nooit op bezoek," was het meest positieve dat ik kon bedenken. Daarna vroeg ik me af wat ik zou doen moest La Markle op bezoek komen. Zou ze content zijn met een Cornet en een kommetje Duyvis nootjes? Of wil madam kaviaar, champagne en een voetmassage van Jani? Zou onze sofa wel comfortabel genoeg zijn? Wat als ze naar WC moet? Kan ze zelf op de knop duwen om haar gouden uitwerpselen door te spoelen of heeft ze daar personeel voor? Kan haar nek wel door onze smalle straat? Een mens zou er bijna stress van krijgen. Gelukkig komt Meghan nooit bij ons op bezoek want wij zijn maar plebs. Mijn leven interesseert haar even weinig als dat van haar mij interesseert. Eigenlijk zou ik de rollen eens moeten omkeren en Meghan bestoken met nutteloze informatie over mijzelf. Elke keer als ze de computer opzet: "Serge Timmers kookt spaghettisaus. Serge Timmers knipt zijn teennagels. Serge Timmers bezoekt een vriend." Maar dat kan ik best niet doen. Megh is een Amerikaanse en die klagen alles en iedereen voor het minste aan. Ze zou zomaar een schadeclaim voor honderd miljoen kunnen indienen omdat ik die week vaker in de krant sta dan zij. Misschien moeten de mannen van Reuzegom eens een doopritueel voor Meghan organiseren. Dan wordt er eindelijk eens iets boeiends over die klet geschreven. "Meghan slaagt er niet in om goudvis uit te braken en stikt in visolie," dat zou pas een krantenkop zijn die me nieuwsgierig maakt. Dat artikel zou ik lezen, uitknippen en ophangen boven mijn bed. Of misschien toch beter geen doopritueel. Gaia zou komen zeuren dat goudvissen niet thuishoren in plastic verpakkingen. En een gat graven om in te verkommeren van de kou zie ik Meghan al helemaal niet doen. Dan zou ze moeten werken en dat is, volgens mijn bescheiden mening, niet haar sterkste kant. Begrijp me niet verkeerd. Ik haat haar niet. Ik snap gewoon niet waarom er zoveel over dat mens geschreven wordt. Dat andere mensen in de krant komen, kan ik goed begrijpen want die doén tenminste iets. Wout Van Aert wint soms een wielerwedstrijd, Poetin bombardeert steden, Will Smith geeft er een lap op... maar Markle? Wat heeft die nu ooit gedaan om zo in de belangstelling te staan? Een rosse vent van zijn familie weggerukt? Dat kan zowat elke vrouw.
Vandaag kreeg mijn vrouw over haar donder bij de bakker. Waarom? Omdat het belletje van de deur "tingelingelingelinge" deed in plaats van "tingeling". "Horen mensen dan niet dat dat ding zit af te gaan?" snoefde de klet. Wij dus alweer op zoek naar een andere bakker, en die zijn niet dik gezaaid in de poort van de Kempen. De ene is failliet, de andere wil graag failliet gaan, nog een andere vraagt €3.40 voor drie centimeter deeg met pudding. Voor de echte Lierse vlaaikes moet een mens al bijna naar de Carrefour in Berchem gaan. Je zou voor minder zweren op je ziel krijgen.
Van de Lierse jeugd moeten we precies ook niet veel vrolijkheid verwachten. Het enige moment waarop het Lierse meisje lacht, is als ze bijna omver gereden wordt door een bus. "Hahaha, daar was ik bijna dood, lol." Dat zou dan ook ineens het meest intense menselijke contact zijn dat ze hebben want heel hun leven blijkt zich af te spelen op de iPhone. De jongens dan, misschien lachen die wel? Ja hoor, als dat meisje bijna omver gereden wordt door de bus. Goed, de huisdieren dan maar? Nee hoor, een bende pissige chihuahua's met downsyndroom, dat is hier het gemiddelde huisdier. Het ergste is, de Lierenaar kàn lachen. Dat heb ik gezien in het Cultureel Centrum, vlak bij een van de meest meelijwekkende Delhaizes van Vlaanderen. Als William Boeva moppen tapt, dan wordt er gegierd, vooral door de dame die voor mij zat. Lang, luid, uitgelaten, prachtig. Margriet Hermans kon er nog iets van leren. Maar na de show moesten de mondhoeken weer in de schoenen en de vrolijkheid weer in de brandkast. Zelfs de talrijke (en dat is een understatement) wielertoeristen liggen net niet te janken op hun koersfiets. Dan zou je denken, mensen die zo'n lachwekkend kostuum aandoen in hun vrije tijd, die moeten toch vol levenslust zitten, niet? Neen dus. Als de zon uitkomt, doen de Lierenaren dat ook. Dan gaan ze wandelen tot het dichtstbijzijnde bankje, vanwaar ze elke voorbijganger proberen dood te bliksemen met hun granieten blik. Wanneer de zon schijnt, is het druk in Lier. Een gezellige drukte met mentale machetes en een goeiedag van elke marktkramer die niét in deze stad woont. En dan ben ik nog blank. Je moet ze eens zien kijken naar een allochtoon, of naar een transgender, of naar een tulp, of naar het eeuwige niets. Zelfs de C&A is het hier afgebold. Waarschijnlijk was hun collectie te kleurrijk voor dit olijke proviciestadje. Goed, het is winter geweest, en corona heeft het leven er niet plezanter op gemaakt, en er is oorlog in Europa maar zou het zoveel pijn doen om eens vriendelijk te knikken? Is het zoveel gevraagd om bij het uitstappen van de winkel of trein eens te kijken of er niemand aankomt? Jullie hebben een prachtig mooie stad met veel groen, veel water en redelijk zuivere lucht. Jullie hebben een toffe kermis, een vet cool jeugdhuis, een mooi cultureel centrum en veel frietkoten. Een mens zou voor minder eens een beetje goed gezind worden. Of zijn jullie allemaal gevaccineerd tegen vrolijkheid? Neen toch. Lach, Lier, Lach. Vandaag in 'The Shirts I Love', een vleugje culturele liefdadigheid. Ongeveer een jaar geleden zat Antwerps undergroundicoon AMC tot aan de knieën in de corona-shit. De cultuursector moest op slot en de inkomsten smolten als sneeuw voor de zon. "Het zou niet mogen zijn," zou Stijn Meuris zeggen, dus werden er tal van steunacties georganiseerd. Er was een vlaaienslag. Tal van bands gaven merchandise om te verkopen. Er werd een unieke vinylplaat geperst en er kwamen vet coole nieuwe t-shirts. Dus ja, ik moest en zou zo'n shirt bemachtigen. Dat was trouwens niet zo moeilijk. Gewoon online betalen en dan kwam het helemaal vanzelf in de gang terecht. Antwerp Music City timmert ondertussen al bijna dertig jaar aan de trommelvliezen van de zwaar bebaarde en riff-verslaafde Antwerpenaar. Het aantal bands dat via AMC de weg gevonden heeft naar de grote podia in binnen- en buitenland is immens. Ronkende namen als Telepathy en Conan, maar ook lokaal geweld zoals Bark, Bear en Bliksem hebben daar de boel plat gespeeld. De invloed van AMC op de Antwerpse muziekwereld is ranzig groot en belachelijk belangrijk. In de repetitieruimtes worden de King Hissen, de Tangled Horns en de Bütchers van de toekomst klaargestoomd. Af en toe mogen er zelfs kinderen op de instrumenten komen kloppen, onder begeleiding van lokale klasbakken. En dan is er nog het publiek. Harige, volgeschilderde en gepiercete ruigelingen met een voorliefde voor extreme muziek en een hart van goud. 't Is gewoon een keicoole keet.
Voor deze introductie wil ik echter het tegenovergestelde tonen: een t-shirt dat specifiek aangeeft dat het géén bandshirt is. Enkele jaren geleden leek het me een leuk idee om een reeks ontwerpen te maken voor mensen die geen bandshirt mochten aandoen op het werk. Zo is THISISNOTABANDSHIRT ontstaan, afgekort TINAB. Ik verkocht de dingen via Spreadshirt maar een groot succes was het niet. Toch lopen er hier en daar, op verschillende continenten, mensen rond met een van die ontwerpen.
Misschien komt er in de toekomst een nieuwe reeks, met beter grafisch werk. Zoals u kan zien op de foto hierboven, waren de ontwerpen niet allemaal van hoge kwaliteit. De laatste jaren heb ik me een beetje meer toegelegd op grafische software dus wie weet... De afbeelding bij dit artikel komt trouwens uit een zotte video die ik enkele jaren geleden gemaakt heb. Het was de promovideo voor mijn boek 'Cecilia's World'. Voor die video had ik, letterlijk, alles uit de kast gehaald. Kijk maar. Ai ai, wat gaat die Delphine Lecompte een karavaan mestkarren met stront over zich krijgen na het schrijven van die lezersbrief aan Humo. "Moeten we pedofielen niet leren begrijpen en aanvaarden?," vroeg ze zich openlijk af. De brief is eigenlijk een pleidooi voor meer begrip voor mensen die graag aan babypoepjes zitten. Aanleiding tot het schrijfsel was het werk van een onderzoeksjournalist naar de pedoseksuele gedragingen van een niet nader genoemde Antwerpse acteur van éénenvijftig. Mijnheer de acteur geilt op jonge jongens, iets wat hier in Vlaanderen in principe alleen maar voor de clerus is weggelegd. Hoe durft die acteur zich wentelen in het vaarwater van de Kerk, zou je dan kunnen zeggen. Zo gemakkelijk is het echter niet. Er zit meer in een pedo dan je denkt. Wie al eens een boek van Dick Swaab heeft opengedaan, zal wellicht gelezen hebben dat pedofilie een geaardheid is, net zoals heterofilie, homofilie, biseksualiteit, a-seksualiteit en zelfs bestialiteit. Sommige mensen zijn nu eenmaal anders bedraad dan anderen, dus in dat opzicht kan ik mevrouw Lecompte ergens wel begrijpen. Alleen, er is een verschil tussen drift en daad, tussen denken en doen. Ik, een volbloed hetero, zie dagelijks mooie vrouwen. De zon schijnt, de rokjes zijn kort, de oogjes zijn vrolijk en de glimlachjes zijn aanstekelijk. Mooi mooi mooi, maar dat wil niet zeggen dat ik in al die kontjes ga knijpen of mijn gezicht eens lekker tussen die borsten ga steken. Dat mag niet van de maatschappij, niet van die vrouwen en niet van mijn eigen vrouw, dus doe ik beroep op iets dat "zelfbeheersing" heet. Op die manier ontsnap ik dagelijks aan klappen. Hoera! Zo lopen er volgens mij ook vrij veel pedofielen rond. Mensen die een jonge huid wel mooi en aantrekkelijk vinden maar er niet naar ageren. Die pedofielen slaan 's avonds in hun eenzame kamer misschien wel de hand aan zichzelf, denkend aan het lekkere jeugdvlees dat ze die dag gezien hebben, maar daar blijft het dan ook bij. Is dat vies? Ja, maar niet misdadig. Voor hen is die pedoseksualiteit eerder een handicap waar ze rekening mee moeten houden, die er alleen maar uitkomt in bed, bad of de eenzame mancave, waar niemand hen ziet. Moeten we die mensen begrijpen? Ach ja, waarom niet, zolang ze niemand kwaad doen. Ook een pedofiel is onschuldig tot het tegendeel bewezen wordt, simpel. Pedo's die zich wel misdragen, mogen wat mij betreft gerust worden behandeld als andere seksuele delinquenten, zoals verkrachters, nafluiters, kwijlende viespeuken en hetero's die denken dat ze lesbiënnes kunnen 'genezen', dat soort rotzooi. Eigenlijk is dat iedereen die kijkt zoals Gert Verhulst op de cover zijn van nieuwe CD. De blik van de geniepige gluiperd die zonder scrupules onder tienerrokjes gluurt. Ook die foto is een beetje vies maar niet zo vies als de meeste foto's van Delphine Lecompte zelf. God, wat heeft dat mens een arrogante ik-ben-kunstenaar-dus-ik-ben-beter-dan-jullie-allemaal muil. Ik betwijfel of de gemiddelde pedo blij is met de steun die hij van mevrouw Lecompte heeft gekregen. "Dan liever van Walter Capiau," grommelen ze in kinderkoor. Wie heeft eigenlijk ooit tegen dat kreng gezegd dat ze een kunstenares is? Ik heb eens een aantal columns en gedichten van haar doorbladerd. Wat een omhooggevallen literaire bagger kotst dat mens uit. Het is ranzigheid van Brusselmansiaans allure. Hopen dat de zoon weggaat zodat Delphine de vrachtwagenchauffeur kan aftrekken, blij zijn met mannen die haar clitoris vinden, masturberen met een waggelend paus-beeldje...Haar schrijfsels staan er bol van. Waarom moeten van zowat elk werk van onze Vlaamse cultuuriconen de lichaamsvochten van het blad spatten? Waarom moet het alleen maar over piemels en foefen gaan in dit land, al dan niet meerderjarig? Bende vetzakken, ten eerste, en bende oncreatieve clichébrakers ten tweede. Ik las dat Delphine gedichten schrijft voor het museum van Brugge. Gaan die ook over schilderijen in haar kut, beelden afkuisen met haar tieten of het vingeren van kathedralen? Of getuigt ze daar wel van enig fatsoen, enig respect en enige zelfbeheersing? Onze bloedende cultuursector zegt op sterven te liggen door de corona-crisis maar volgens mij ligt die al lang dood en begraven, om af en toe opgegraven te worden voor een rondje culturele necrofilie, ook al zo'n maatschappelijk afwijkende seksuele geaardheid. Geef mij dan maar een aardig mens zoals Kathleen Amant, die brave kinderboeken schrijft, of Nelly De Keye, die al die vreselijke narcisten eens goed op hun plek zet. Dàt zijn mensen om respect voor te hebben. Punt. |
Auteur'Niet Weerhouden', het Nederlandstalige debuut van Serge, is nu verkrijgbaar. Categories
All
Archives
July 2023
|