Mijn wijsvinger gleed over het gladde scherm van mijn telefoon. Behalve het geluid van de optrekkende bus, was het stil. De bus was vol maar iedereen was moe. Van het blokken, van het werk, van de stress die dit jaar met zich meegebracht heeft. Er hing een affiche aan de bushalte. "All I Want For Christmas, Is 2021," stond er in grote letters op, met daaronder een fles ijskoude Pepsi. "Is het dat?" dacht ik, "is dat alles wat Pepsi wil? Gewoon een ander jaartal?" Ik krijg wel vaker te horen dat ik te ver nadenk over de dingen. Zo vraag ik me bijvoorbeeld af hoe klote de mensen die hun inmiddels aan Covid-19 overleden familieleden een gezond 2020 hebben toegewenst, zich nu moeten voelen. Maar 2021? Willen we dat echt? Kunnen we ons dat permitteren? Is er eigenlijk nog iets noemenswaardig over om er überhaupt een jaartal op te kunnen kleven? Laten we gewoon gezellig van nul beginnen en eens proberen de boel deze keer niet te laten verzieken? Ja, ik denk te ver na maar ik vrees dat ik ook gewoon teveel heb geleerd in 2020. Ik heb geleerd dat we best een grote groep mensen naar Mars sturen, zogezegd om de planeet te koloniseren, maar eigenlijk gewoon omdat het domme kloten zijn die alleen maar schade aanrichten. Ik heb ook geleerd dat het geen enkele zin heeft om kwaad te zijn op die mensen, omdat zij er ook niet aan kunnen doen. Ze zijn zo opgegroeid, opgevoed en opgeleid. Zij leven in een andere wereld, eentje waar de pijn van het dagelijkse leven kan worden opgelost met een Nurofenneke en een fles vodka. Een wereld waar alles maar kan worden uitgebraakt zonder noemenswaardige gevolgen en waar eigenlijk niemand nog geloofwaardig kan overkomen. Maar goed, ik zat op de bus, te wrijven over dat Chinese glas. Op mijn feed kwam het zoveelste eindejaarlijstje voorbij. Die dingen zijn niet meer te tellen tegenwoordig. Iedereen heeft er eentje nu, van muziekalbums, van boeken, van seksspeeltjes, van chocolade... Noem maar op. Dus besloot ik om de stroom eens te volgen en na te denken over een eigen eindejaarslijstje. Bij deze: Hier is mijn top tien van dingen die ik vanaf 2021 liefst niet meer wil zien/horen/meemaken. 10. Corona
Wat ik zelf zo verschrikkelijk vind aan dit virus is dat het op de longen slaat en niet op de hersencapaciteit. Als nu alleen de echt domme mensen, degene die ik in de inleiding al heb aangehaald, getroffen zouden worden, dan zou elk lockdownfeestje een direct en rechtvaardig bloedbad geweest zijn en waren we al lang van al dit gezeik af geweest. Helaas zijn de slachtoffers andere mensen, onschuldige grootouders en familieleden met een zwakke weerstand. En, helaas trekken die feestgangers zich daar geen hol van aan. Ik meen het, Mars zou een goede plaats zijn voor dit soort mensen, of vlieg hen rechtstreeks de zon in, anders komen ze misschien nog terug. Het meer choquerende aan deze situatie echter, is het besef dat we eigenlijk toch een bende verwende rotkinderen zijn, niet? Hadden we nu met z'n allen net dat tikkeltje meer zelfdiscipline gehad, dan waren die tweede en die derde golf niet zo erg geweest. Dan hadden we ons niet in een sociale, psychologische, economische en culturele crisis gestort. Maar dat hebben we dus wel gedaan want we konden niet zo goed ademen door die maskertjes, en we kunnen niet van mekaar afblijven, en onze handjes drogen uit van al die ontsmettingsalcohol. Wèèh. Tussen alle lijnen door, is dat de uitspraak die ik het vaakst heb gehoord en gelezen in 2020: Wèèh. 9. Politici
Ik herinner me een chatgesprek met een vriend van mij. Het was zomer en ik had het nog maar eens gehad met onze Belgische politici. Mijn voorstel was simpel: smijt ze buiten en vervang hen door vakspecialisten. Wetenschappers, medici, ingenieurs, leerkrachten, ... Dat zijn de mensen die ons door deze crisis kunnen helpen, niet die gestropdaste lul uit die gezamenlijk masturberende studentenclub. Dat is dit jaar wel duidelijk geworden, me dunkt. Die vriend van mij vond dat een beetje ideologie toch wel gepast was maar daar ben ik het nog steeds niet mee eens. Ideologie begint voor mij steeds meer te stinken naar religie, wat me bij het volgende punt brengt. 8. Religie
Maar dat is niet de realiteit, vrees ik. In deze wereld, in dit jaar, komen de corona-ontkennende predikers bovendrijven en komen de nu illegale Joodse huwelijksfeesten in beeld. "God staat boven alles," zeggen ze dan. Heren, want het zijn vooral heren, zelfs IS heeft strijders aangeraden thuis te blijven. Zelfs de meest fundamentalistische moslims hebben door dat God niet echt boven corona staat. Dat wil al iets zeggen, niet? Weet je wat ik denk? God had er genoeg van en is in een ander universum opnieuw begonnen. Wij zijn niet veel meer dan een onafgewerkt hobbytreinproject dat op zolder staat weg te rotten. Laten we elkaar de elleboog geven en genieten van onze vrijheid. Nu ik toch bezig ben over overtuigingen en dat soort rommel. Flat-earthers en anti-vaxxers, ga alsjeblieft ergens in een rivier in de Ardennen brullen. Jullie hebben ongelijk en wij zijn jullie geleuter zo beu als koude pap. In vergelijking met jullie zijn zelfs vegans aangename, joviale mensen. De enige reden waarom jullie niet naar enige rede willen luisteren, is omdat jullie uniek willen zijn en willen opvallen in een maatschappij waar steeds meer mensen gezond verstand beginnen kweken. Stop met je eigen onderzoek te doen en kweek eerst een stel werkende hersenen. Begin met kruiswoordraadsels in te vullen in plaats van YouTube-video's te bekijken, en vergeet je gat niet af te vegen. 7. Die verschrikkelijke bas in moderne hip hop varianten
6. (De Meeste) Amerikanen
Karens, Assholes en Kardashians, dat is Amerika. Je zou toch bijna beginnen hopen dat Yellowstone eindelijk uitbarst en de hele hens onder een dikke laag lava legt. Natuurlijk zijn er uitzonderingen maar ik vrees dat we de toffe Amerikanen stilaan als "collateral damage" mogen beginnen beschouwen. Die arme sukkelaars zijn een zware minderheid, als ik de beelden en nieuwsberichten mag geloven. Dus ja, die gaan het niet overleven, zeker niet met de burgeroorlog die eraan zit te komen. Kom, verwijder ze uit je Twitter, ontvriend hen op facebook en stop met dingen in dollar te betalen. Weg met dat continent. 't Is genoeg geweest. 5. Iedereen die op een marketingafdeling werkt
Ik mis de tijd dat marketing nog een creatief randje had, toen je nog eens kon lachen met een goede reclamespot of blij verrast was met een originele slogan. "Ze zij mijnheer tegen mij", weet je nog? Tegenwoordig draait marketing echter bijna volledig rond psychologische beïnvloeding, inspelen op negatieve emoties. "Je hoort er niet bij als je niet bij ons koopt." of "Onze producten zorgen ervoor dat je morgen niet dood valt." Plus, jaren van geweeklaag over de onrealistische schoonheidsidealen die jullie gecreëerd hebben, hebben duidelijk geen reet uitgehaald. Ik zie nog steeds dezelfde panlatten dezelfde stinkflessen aanprijzen. En een arrogant bakkes dat die modellen trekken, wie denken die wel dat ze zijn? 4. Slachtoffertje spelen
Domheid kan ik ook nog begrijpen, maar die vieze, achterbakse slachtofferrol waar jullie zijn ingekropen is een van de laagste punten die jullie konden bereiken. Slachtoffers komen in alle maten en vormen voor, maar beweren dat jullie "ocharme ocharme" een slachtoffer zijn van een Gentse homo met een hobby, staat helemaal onderaan de ladder. Ja, die kerel had dat niet mogen doen maar jullie eigenlijk ook niet, hé, snoeperkes. Als een vrouw naaktfoto's doorstuurt die op internet gelekt worden, wordt ze een hoer genoemd. Dus ja, jullie zijn ordinaire gigolo's. Pech. 3. De moord op de cultuursector
2. Panda's
1. Haat
0. NawoordenZo, dat was leuk, althans leuker dan 2020 zelf. Toch vind ik dit geen jaar om snel te vergeten. Zoals wij hebben moeten leren over de wereldoorlogen, om als volwassenen niet dezelfde fouten te maken, moeten toekomstige generaties dit jaar zien als een belangrijk keerpunt in de menselijke samenleving. Shit, wat een lange zin. Ik wens jullie allemaal een beter 2021 en alvast een fantastisch 2022.
De rest van deze column is reclame voor mijn boek 'Niet Weerhouden'. Koop het hier of bij Standaard Boekhandel. Ik kom/kwam er niet meer vaak, voornamelijk door gehoorproblemen. Als ik lang tussen luide bassen sta, krijg ik stekende pijn in mijn oren, dus ja, dan doen we dat maar niet. Eigen schuld, trouwens, had ik maar niet mijn halve jeugd naast enorme luidsprekers moeten doorbrengen. Maar goed, dat nemen ze mij al niet meer af: die concerten, die sfeer, die waanzin. Die herinneringen kan ik nog lang meedragen. Telepathy bijvoorbeeld, wat een bom was me dat zeg, of Thisquietarmy, mét band. Dood gaan. Maar heerlijk dood gaan. Ik heb goede vrienden van mij de kleine zaal zien omtoveren tot een kleine hemel. De drones en soundscapes van Stratosphere en Ashtoreth waren pure magie. Ik heb Lord Kesseli and the Drums, een duo dat niet echt binnen het genre van de AMC valt, er een brok pure energie weten lossen waarna zelfs de hardste twijfelaars platen gingen kopen. De dag nadien heeft de band vleessalade leren kennen. Dat bestaat blijkbaar niet in Zwitserland, doch dit geheel terzijde. De indruk die Antwerp Music City bij mij heeft achtergelaten, heeft een immense invloed gehad op mijn sociale leven hier in Antwerpen. De invloed is zodanig sterk dat AMC en Sus bijna letterlijk in mijn boeken voorkomen. In 'Cecilia's World' en in 'Niet Weerhouden' is AMC omgedoopt tot 'De Moltrein' (naar het Afrikaans voor "Metro"). Net als in het echte leven is De Moltrein een plek waar hechte vriendschappen ontstaan, waar respect, hulpvaardigheid en rechtvaardigheid heersen, waar herinneringen gemaakt worden die een leven lang meegaan, waar mensen binnen komen voor de muziek en binnen blijven voor elkaar. Klinkt melig, niet? Toch weet ik zeker dat ik niet de enige ben die er zo over denkt. AMC heeft het moeilijk maar wat ik nu zie gebeuren, bewijst maar weer eens dat het hart van de Antwerpse underground klopt als nooit tevoren. Koekjes, bier, t-shirts, prints... Mensen die kunnen, halen alles uit de kast om een paar euro's naar de Handelsstraat te sturen en dat is geen toeval. In AMC worden sterren geboren. Ik hoef geen namen te noemen. Iedereen weet welke bands er al uit de repetitielokalen gekropen zijn, om daarna podia over de hele aardkloot te veroveren. En iedereen weet dat achter elk van die bands een horde dolenthousiaste AMC'ers staat, met een kop vol Jupiler en een pens vol trots, of andersom. Dus ja. Antwerp Music City is een monument, iets om fier op te zijn. Ofwel moeten we UNESCO bellen, ofwel moeten we zelf ons stinkende best doen om de boel draaiende te houden. Op wie moeten we anders rekenen? Ik denk niet dat Fernand Huts van AMC een underground-cultuurcentrum gaat willen maken. Gert Verhulst zal er geen videoclip voor K3 komen opnemen. We moeten het zelf doen. Als er één sector dat kan, dan is het wel de underground. Dus, in plaats van kerstcadeaus die 's anderendaags op eBay staan, koop elkaar fantastische avonden in Antwerp Music City. Steun de initiatieven, koop desnoods Pie zijn onderbroeken. Doe wat je wil maar support the underground. "Toch knap. Ik zou het niet kunnen, zo'n boek schrijven," zei hij terwijl hij het testexemplaar door zijn handen liet dansen. "Ben je daar lang mee bezig geweest?" Ik kon eigenlijk niet anders dan mijn hoofd schudden. "Het is maar wat je lang noemt." Dat was het beste antwoord dat ik hem kon geven. Persoonlijk vond ik dat het schrijven van 'Niet Weerhouden' enorm vlot is gegaan, zeker in vergelijking met mijn eerdere werken, 'Cecilia's World', 'Gehucht' en 'I Do Not Want This'. Dat laatste is zelfs nog niet af geraakt, dus daar gaan we verder over zwijgen. Wat is lang en wat is snel? Er lagen Covid-19-boeken in de winkel op de eerste dag na de eerste lockdown. Dat is snel. Zo'n rotvaart liep 'Niet Weerhouden' nu ook weer niet, maar het is best wel vlot gegaan, als ik eerlijk moet zijn. "Ik denk dat ik er een zestal maanden aan heb gewerkt." Dat was een kleine leugen. Het waren vijf maanden. Vijf maanden, zes dagen per week van tien uur 's avonds tot drie uur 's nachts, plus spellings-, censuur en continuïteitscontrole in de namiddagen. En dan moesten de grafische, juridische en fiscale details nog komen. "Ja, er komt wel wat bij kijken," zuchtte ik. Dat was geen leugen. 1. Wat voorafging Net zoals veel landgenoten zat ik technisch werkloos thuis maar verveling heeft nooit een kans gekregen. In plaats van met mijn hoofd tegen de muren te bonken of lockdownfeestjes te organiseren, hield ik me bezig met muziek en met schrijven. 'Cecilia's World' was al enige tijd op de markt en ik deed mijn uiterste best om 'I Do Not Want This' af te werken. maar ik merkte dat ik de Engelse taal een beetje beu begon te worden. Ik wilde weer naar mijn moedertaal. Voor corona bestond, was ik aan 'Gehucht' begonnen, een thriller met gevoel voor humor. Mijn vrouw en de andere vrijwillige testlezers waren enthousiast over het verhaal, waardoor alles in gang werd gezet om het boek in productie te laten gaan. Maar net daar liep het mis. Het leek alsof bovennatuurlijke krachten de publicatie van 'Gehucht' wilden tegenhouden. De grafici werkten niet mee. Het coronavirus legde de hele samenleving lam. Het benodigde statuut en de daarbij horende kosten vormden plots een te groot risico. De tekst is zelfs nooit ter controle uit de printer gerold want plots was alle inkt op. Het universum keerde zich tegen mijn Nederlandstalige debuutroman, dus de novelle ging de koelkast in. Wat volgde was een korte maar vrij deprimerende periode. Ik schreef niets meer en maakte geen muziek meer, maar mijn Sim woonde wel in een prachtig huis op een tropisch eiland. Zo spendeerde ik mijn nachten. Overdag hield ik me bezig in de keuken en ik moet nu wel zeggen, dat koken gaat me wel goed af tegenwoordig. Ze zeggen wel eens dat het bloed kruipt waar niet gaan kan, en, al mijn kookkunsten ten spijt, begon ik uiteindelijk weer teksten uit mijn vingers te toveren. Er kwamen nieuwe muziekrecensies, een oude hobby van mij, enkele columns en uiteindelijk ook een idee voor een nieuw boek. Een titel was er nog niet maar het zou een spannende roman worden waarin het lot van twee hedendaagse families werd bepaald door een voorval op het einde van de tweede wereldoorlog. Er werd een tekstbestand gemaakt met de hoofdpersonages en de blauwdruk van het plot. Er werden namen voor gemeenten verzonnen (ik werk altijd met fictieve plaatsen) en uiteindelijk werd heel de zooi in de vuilnisbak gekieperd wegens te complex om er iets deftigs van de maken. Hello darkness, my old friend... 2. Van idee tot plot Erger nog dan het vernietigen van een idee voor een verhaal, is de afwezigheid van een alternatief. Er was niets. Geen plot, geen personages, geen fictieve steden. Nul. Maar ik wilde schrijven. Het kon me eigenlijk niet schelen wat dus ik smeet maar een berg woorden naar de computer om ze te publiceren op mijn website of op Merchants Of Air. Niet alles kwam op het web terecht, soms waren de columns die ik schreef gewoonweg niet voor publicatie vatbaar. Letterlijk. Ik heb wat literair afgevloekt, deze zomer. Uiteindelijk was het één van die columns die de aanzet gaf tot 'Niet Weerhouden'. Ik zat in de zetel, Eline zat naast me. Allebei staarden we naar het lege tekstbestand op het scherm. "Waarover ga ik nu schrijven, dedju?" Naast me ging een kopje aan het ratelen en kwam die ene vuige, scherpe en venijnige column over de VDAB naar boven. Eline zei het op haar prachtige, serieuze manier. "Waarom niet over de lijdensweg van een werkzoekende?" Heb ik al vermeld dat mijn vrouw een genie is? Het was negentien augustus. Haar woorden waren nog niet koud of de eerste namen verschenen op het tekstbestand. Maarten werd het hoofdpersonage. Het was een willekeurig gekozen naam, mogelijk onbewust geïnspireerd door de protagonist in 'Hersenschimmen' van Bernlef of door een vroegere collega van mij. De achternaam, Vanhamel, komt overigens rechtstreeks van de keeper van Beerschot. Niet dat voetbal zo'n grote inspiratiebron is maar Mike Vanhamel is een vet coole gast. Op de lijst verschenen ook de namen van de huisgenoten van Maarten: Dariya en Frederik, zijn beste vrienden, en Marcel, de uitkeringstrekkende dronkaard op het gelijkvloers. Zijn nichtje Lena kwam erbij en de buurvrouw, Madam Kuch, kreeg haar welverdiende plek in de literaire geschiedenis. We konden beginnen. Ik twijfelde nog eventjes over de opzet. Een begin vinden is eigenlijk nog moeilijker dan een einde verzinnen. Om een beetje inspiratie op te doen, bladerde ik door mijn eigen werkzoekgeschiedenis. Ik gooi zelden e-mails weg, dus typte ik 'Niet Weerhouden' (Eline had ook meteen de titel voorgesteld) in de zoekbalk. Daar verschenen ze in volle glorie. De "neen, dank u" e-mails. De afwijzingen. De gortige hovaardigheid van de arbeidsmarkt. Deze e-mails komen letterlijk terug in 'Niet Weerhouden'. Elk hoofdstuk van dit boek begint met een dergelijke e-mail, op functieomschrijvingen en namen na rechtstreeks gekopieerd van de e-mails en brieven die ik tijdens mijn eigen zoektochten naar werk heb ontvangen. Dus als u tijdens het lezen van dit boek denkt "dit kan toch niet, zo'n antwoord krijgt geen enkele sollicitant": jawel. De aanzet was gegeven. Na die eerste e-mail volgde het eerste gesprek met Valerie, zijn bemiddelaar, en vanaf dan is het heel snel beginnen gaan. Op vijfentwintig augustus werden de eerste hoofdstukken naar mijn vaste testlezeressen gestuurd. Twee dagen later was ik drie hoofdstukken verder. Van de initiële plannen voor het plot bleef eigenlijk niets meer over, behalve de hechte vriendschap tussen de hoofdpersonages. Het leek wel alsof Maarten zijn eigen verhaal aan het schrijven was, los van de harde realiteit die als rode draad door het boek loopt. Geloof het of niet, maar sommige scènes kwamen voor mij ook als een complete verrassing, en sommige uitspraken van Maarten al zeker. Ik kan me niet meer precies herinneren waar en wanneer Eline opnieuw met een van haar alles in gang zettende meningen kwam aanzetten, maar wat ze zei, sloeg in als een bom. "Volgens mij is 'Niet Weerhouden' een krachtiger debuut dan 'Gehucht'," mompelde ze. Meteen voegde ze eraan toe dat ze 'Gehucht' een sterk boek vond, maar dat het nieuwe verhaal een veel grotere impact zou kunnen hebben. Gewoon omdat het zo uit het leven gegrepen is. "Het is een uniek onderwerp voor een roman en toch zo herkenbaar voor iedereen die werk heeft moeten zoeken." Ze had gelijk. Dat heeft ze vaak. Meteen begreep ik ook waarom de publicatie van 'Gehucht' er geen zin in had gehad en waarom alles rond 'Niet Weerhouden' heel wat eenvoudiger liep. De ideeën kwamen vanzelf. Het verhaal raasde haast vanzelf verder. Grafici had ik niet nodig, een bijna letterlijke kopie van een e-mail uit mijn inbox volstond als cover. Drukkerij Baskerville bood aan me te helpen met de technische details. De gok werd plots heel wat minder groot. 3. Een leerproces als een ander Wat moest gebeuren, is dus uiteindelijk ook gebeurd. Ondanks alles is 'Niet Weerhouden' mijn officiële debuut. Alle tekenen hebben al die tijd in die richtig gewezen. 'Cecilia's World' was een goed boek maar er waren enkele problemen mee. Het omzetten naar e-book was rampzalig, net als het drukklaar maken. Van grafische vormgeving heb ik weinig pap gegeten. Hoe ik zoiets fiscaal moest aanpakken, wist ik niet. Als ik eraan terugdenk, zou ik het nu heel anders hebben aangepakt. En dat is precies wat ik met 'Niet Weerhouden' heb gedaan. Ik ben naar een boekhouder gestapt waardoor het boek via mijn eigen uitgeverij uitkomt. Zamp Makely. Ik heb het lot van de boeken in de professionele handen van drukkerij Baskerville gelegd. Ook voor hen heeft het lang geduurd alvorens er iets tastbaars op de plank lag, want ik ben voor een heel ander project bij hen terecht gekomen. Dat project komt er nog van maar daar hebben we het in de toekomst nog wel eens over. Baskerville verdient een pluim. Ook zij hebben me één en ander geleerd waardoor alles in de toekomst weer een beetje gemakkelijker zal worden. Via mijn werk bij Standaard Boekhandel heb ik dan weer de juiste mensen in mijn netwerk gevonden om het kleinood over heel Vlaanderen te verdelen. Ik heb uren gespendeerd aan het her-layouten zodat 'Niet Weerhouden' geschikt is voor alle e-book-providers. De pers is op de hoogte en de promotiecampagnes zijn voorzichtig begonnen. De trein rolt en ik zit lekker zelf in de cockpit. Het schrijven van 'Niet Weerhouden' was eigenlijk kinderspel. Het zou goed kunnen dat het boek zelf al lang klaar zat maar dat het gewoon aan het wachten was tot ik genoeg ervaring en zelfvertrouwen had opgedaan om het geheel tot een goed einde te brengen. Dat is nu gelukt, vind ik, en ik vind ook dat ik hier best trots op mag zijn. Niet alleen op het originele thema en de grote dosis humor maar ook en vooral op het feit dat ik weer immens veel heb bijgeleerd. Trots ook op hoe Eline en ik ons als een hecht team achter dit project hebben gezet. We hebben samen veel woelige waters doorzwommen en de nodige tegenslagen gekend in ons leven, maar de onvoorwaardelijke steun en de eeuwige hulp die we elkaar elke dag opnieuw geven, zorgt ervoor dat we altijd zullen blijven verbeteren, in alles wat we doen. Als dat geen sterke drijfveer is, dan weet ik het ook niet meer.
INKIJKEXEMPLAAR
Beste, We hebben uw sollicitatie voor de functie van polyvalente medewerker goed ontvangen. Helaas moeten we u meedelen dat u niet weerhouden bent. We wensen u veel succes bij de zoektocht naar een nieuwe uitdaging! 1. “Misschien ben je gewoon te veeleisend, Maarten. Ik ben er zeker van dat er nog interessante vacatures te vinden zijn als je een beetje lager mikt.” Maarten keek haar vol ongeloof aan. Bijna rolde hij met zijn ogen maar hij kon zich nog net bedwingen. “Lager? Wat moet ik dan doen? Kippenstallen uitmesten?” Het gesprek was amper vijf minuten bezig toen Maarten er al de brui aan wilde geven. Hij keek naar het naamplaatje op het namaakhouten bureau en naar het stapeltje brieven dat hij had meegebracht. Valerie schudde haar hoofd. “Dat misschien niet, maar je kan toch wel je handen uit de mouwen steken. Misschien is een job als magazijnier nog iets voor jou.” Maarten grabbelde naar de enveloppen, haalde er eentje tussenuit en legde die voor haar neer. “Transportbedrijf Würlen. Dat leek me vrij ideaal maar ze hadden al iemand. Ik heb nog drie andere transportbedrijven aangeschreven maar nergens iets van gehoord.” Valerie knikte. Ze typte iets op het toetsenbord. “Hier. Dispatcher en magazijnier bij Terloo. Misschien kun je dat proberen.” Maarten grinnikte. “Ligt op achttien kilometer van hier, zonder trein-, tram- of busverbinding, en ik heb geen auto.” Valerie haalde haar schouders op en tuurde verder naar het scherm. “Breylinck zoekt een administratief medewerker.” Maarten schoot hardop in de lach. “Breylinck? De deurwaarder? Dan nog liever kippenstallen.” De vrouw keek hem teleurgesteld aan. Ze bladerde even door het papierwerk dat hij had meegebracht en bestudeerde zijn CV. Alles was volgens de regels in orde. Maarten deed wat hij moest doen. Hij verstuurde voldoende sollicitaties, vulde netjes zijn dossier aan en hij had vrijwel onmiddellijk op haar uitnodiging tot dit gesprek gereageerd. “Misschien kan je CV nog beter, nog beknopter. Consulenten en werkgevers hebben geen tijd om veel lappen tekst door te nemen. Ze willen meteen weten wat voor vlees ze in de kuip hebben.” Maarten trok het papier zachtjes uit haar handen en bekeek het even. “Dit is de versie die ik samen met uw collega, mijn vorige bemiddelaar, heb opgesteld.” Ze schudde haar hoofd en bladerde opnieuw door de stapel brieven. “Wat zie jij dan precies zitten, Maarten? Waar zou jij echt goed in zijn?” Hij dacht na en grinnikte. “Hier, bij jullie. Ik zou perfect op jullie servicedesk kunnen werken. Ik ben er zeker van dat ik jullie dienstverlening zelfs beter zou kunnen maken. Ik heb de nodige ervaring en ik ben de klantvriendelijkheid zelve.” Valerie trok een wat-jammer-gezicht. “Hier werken alleen bachelors. Je moet dat diploma hebben om hier te kunnen werken.” Hij viel bijna achterover. “Echt?” Ze knikte. “Dat is een van de voorwaarden, ja. Waarom?” De jongeman kon zijn oren niet geloven. “Ik heb zes of zeven keer gebeld. Drie keer nam er niemand op. Twee keer verwezen ze mij door naar mijn vakbond. Een keer gingen ze het nakijken en daarna heb ik niets meer van hen gehoord. Ik ken Russische migranten die betere service verlenen.” De vrouw was kennelijk niet tevreden met het verloop van het gesprek. Ze zocht snel naar een ander onderwerp. “Opleidingen. Heb je daar al aan gedacht? Misschien moet je daar eens over nadenken.” Maarten haalde zijn schouders op en zuchtte diep. “Misschien wel.” Hij begon zo stilaan een hekel te krijgen aan het woordje “misschien”, zeker op de manier waarop Valerie het gebruikte. Ze was ook een bachelor, dus ze had drie jaar gestudeerd om elke zin te beginnen met dat vochtige woord. Hij dacht erover om simpelweg zijn jas aan te doen en te vertrekken maar het leek hem verstandiger om dit op een wat vriendelijkere manier af te handelen. “Daar heb ik al over nagedacht, ja, maar de meeste opleidingen kosten veel geld en dat heb ik niet.” Ze knikte hevig, alsof ze eindelijk een manier gevonden had om uit dit gesloten gesprek te geraken. “Wij bieden ook gratis opleidingen aan. Misschien is het een goed idee als ik even opzoek voor welke cursussen jij in aanmerking kan komen. Dan stuur ik je in de loop van deze week een lijstje. Is dat goed?” Voor Maarten was het allemaal prima, zolang ze maar stopte met dat woord op zo'n natte, kleffe manier uit te spreken. Hij knikte en keek haar aan. Haar blonde paardenstaart wapperde vrolijk op en neer bij elke beweging die ze maakte. Hij keek hoe ze de gemaakte afspraak op de computer ingaf, traag, met twee vingers en in het verkeerde venster. Maarten reageerde er niet op. Hij liet de bachelor rustig prutsen terwijl hij in zijn verbeelding afdwaalde. Hij stelde zich Valerie voor in haar vrije tijd. Ze was luid kirrend aan het shoppen en mojito's aan het drinken met haar vriendinnen, die er allemaal exact hetzelfde uitzagen als zij. Allemaal dezelfde paardenstaart, allemaal een gescheurde jeans, allemaal naaldhakken en allemaal een handtas waar het merk zo groot mogelijk op geborduurd stond. Maarten huiverde. Hij herinnerde zich zijn tijd in de horeca, waar dames zoals Valerie in de top vijf van meest irritante klanten stonden, onbeschoft tegen het personeel en grossierend in gortigheid. Ooit had hij zo'n groepje uit het café gezet. Misschien was zij daar zelf wel bij geweest. Hij besloot het zich op die manier te herinneren. Vanaf nu was het Valerie die hij buiten gezet had. “Zo. De afspraak staat erin. Het was even zoeken want de computer werkte niet mee.” Ze grinnikte als een betrapte peuter maar Maarten deed alsof hij niets gemerkt had. Hij was al lang tevreden dat het gesprek ten einde liep. Hij knikte vriendelijk naar Valerie en stak de stapel brieven weer in zijn rugzak. Ook zij leek opgelucht, tevreden dat ze toch iets nuttigs had kunnen voorstellen. Ze snakte naar een mojito en een pedicure. “Succes nog met je zoektocht.” In plaats van een antwoord af te wachten, greep ze naar haar handtas. Maarten stond op, trok zijn jas aan en wenste haar nog een fijne dag maar Valerie was al afgeleid door de chaos in haar handtas. Haar paardenstaart wapperde ongeduldig heen en weer. Ze gromde iets wat Maarten niet kon verstaan dus hij vertrok maar. Hij wandelde over het bruine vast tapijt in de doodsaaie kantoorgang. Het zag eruit alsof de vloer bedekt was met koeienvlaaien, uitgespreid om het onkruid af te dekken en de plantjes compost te geven zodat ze gauw weer flink konden gaan groeien. Zo voelde Maarten zich ook, alsof hij net een emmer mest over zich heen had gekregen in de hoop over enkele maanden te floreren. Hij liep de trap af en haastte zich naar de uitgang. De immense hal voelde dreigend aan. Mensen die op gesprek moesten komen, schuifelden als zombies over de nepmarmeren vloer. Het leek alsof van achter al dat glas duizenden ogen naar hen staarden, alsof er cowboys met lasso's klaarstonden om hen te vangen en af te voeren naar de kippenstallen. Aan de balie stond een man ruzie te maken met een medewerkster. In de wachtkamer verderop waren vier meisjes druk in de weer met hun smartphones. Maarten huiverde en stapte zo snel als hij kon naar de uitgang. Buiten kletterde de regen op de betonnen klinkers en de wind reet goedkope paraplu's aan flarden. Mensen liepen naar binnen. Het leek zelfs alsof het hen niet kon schelen in welk gebouw ze terecht kwamen, zolang ze maar konden vluchten voor de verschrikkelijke storm. Maarten keek naar hen, wachtte tot het plein bijna leeg was en stapte verder, de storm in. Voor hem voelde de regen aan als een bevrijdende douche waarmee hij de drek van zich af kon spoelen. Wekenlang had hij zitten opkijken tegen dit gesprek want hij wist precies hoe het zou verlopen. Hij zou bewijzen dat hij wel zijn best deed en zij zou toch nog iets vinden om hem te bekritiseren. Uiteindelijk zouden ze allebei gepikeerd weer hun eigen weg gaan, beseffend dat het gesprek puur tijdverlies was geweest. “Bachelors.” Hij gromde en grinnikte terwijl hij het kletsnatte plein overstak. De bus zou pas over vijfentwintig minuten aankomen dus hij besloot om te voet naar huis te gaan. Hij wandelde via de anders zo drukke winkelstraat naar de Kerklaan zodat hij door het park kon lopen. Ook dat park lag er verlaten bij. Zelfs de eenden in de vijver schuilden even verderop onder de struiken. Maarten stopte even aan de oever en keek naar de wiegende esdoorns. Hij genoot van het water op zijn gezicht en van het ruisen van de wind door de bomen. Pas toen hij merkte dat zijn sokken nat begonnen te worden, besloot hij zijn wandeltocht verder te zetten. Het was niet ver meer, nog tien minuten stappen over een lange, saaie rijhuizenlaan waar dag en nacht het geluid van motoren klonk. Door het gekletter van de regen heen hoorde hij het getoeter van auto's en het getier van een chauffeur. Maarten liet hen links liggen. Hij keek er zelfs niet naar. Hij hield niet van de steeds groter wordende frustraties in het verkeer. Het liefst deed hij alles te voet, door weer en wind. De plattegrond van de stad en die van de wijde omgeving stonden in zijn geheugen geprent. Hij wist in welke straat de Japanse kerselaars het eerst in bloei gingen en waar de kauwen 's avonds verzamelden. Op het einde van de straat sloeg hij links af aan de pitabar en botste bijna tegen Basir, de uitbater, die onder de luifel een sigaret stond te roken. “Goedemiddag, Maarten. Kutweer vandaag.” Maarten lachte en keek naar de zware bewolking. “Heerlijk toch, zo'n douche?” Basir was het er niet mee eens. “Zon is beter. Dan zijn de mensen vrolijker.” Daar had hij gelijk in. Dat was hen allebei al vaak opgevallen. “Kom je eten vandaag?” Maarten schudde het hoofd. “Neen. Ik ga een warm bad nemen en pannenkoeken bakken voor Frederik en Dariya. Reserveer maar een tafel voor vier voor donderdagavond. Mijn nichtje Lena komt haar verjaardag vieren.” Basir knikte tevreden. Maarten gaf de man een vriendelijk tikje tegen zijn schouder en stapte snel verder. Hij begon eindelijk kou te krijgen. Thuis aangekomen haastte hij zich de trap op naar zijn studio op de tweede verdieping. Daar greep hij een set droge kledij en een handdoek. Het was vier uur in de namiddag, anderhalf uur voordat Dariya en Frederik thuis zouden komen. Maarten ging de trap af en keek naar het bordje op de deur. “Hier waak ik,” stond erop geschreven. Ernaast hingen drie post-its. Het was een simpele maar effectieve afspraak. Een karikatuur van Maarten betekende dat hij in het appartement was. Een tekening van een rottweiler betekende dat het koppel privacy wilde. Het derde briefje stelde een deurbel voor, wat zoveel betekende als kloppen en binnenkomen. Hing er niets, dan was er niemand thuis. Maarten plakte zijn karikatuur onder de letters en ging het appartement binnen. Hij kende het goed. De keuken en badkamer waren beter uitgerust dan die in zijn kleine studio. Er was een bubbelbad en een wasmachine waar hij gebruik van mocht maken. In ruil speelde hij huisman. Hij kon koken, poetsen en de was doen. Het systeem werkte vlekkeloos, temeer omdat zowel Dariya als Frederik een grondige hekel hadden aan die klusjes. Maarten kleedde zich uit, stak de natte kleren in de wasmachine en liet het bad vol water lopen. Net op het moment dat hij wilde erin wilde stappen, ging zijn telefoon over. Hij kon nog net op tijd opnemen. “Met Maarten.” Hij zette zich neer op het toilet. “Goede namiddag, mijnheer Vanhamel. Stoor ik?” Maarten keek naar zijn naakte bovenlijf in de spiegel. Hij vroeg zich af waarom Dariya in godsnaam een spiegel voor het toilet gezet had. “Neen. U stoort niet.” De jongedame aan de andere kant van de lijn stelde zich voor als een medewerkster van een interimkantoor. “Ik denk dat wij wel enkele vacatures hebben waarvoor u in aanmerking zou kunnen komen dus ik zou u graag willen uitnodigen voor een kennismakingsgesprek.” Maarten mompelde iets bevestigend terwijl hij naar zijn torso in de spiegel bleef turen. Het leek alsof zijn linkertepel een tikkeltje hoger stond dan zijn rechter. Hij stond recht om het goed te bekijken terwijl de vrouw van het interimkantoor een datum voorstelde. “Dat is prima.” Maarten kon altijd dus het was niet nodig om een betere datum te zoeken. “Prima, mijnheer Vanhamel. Dan stuur ik u nog een e-mail om de afspraak te bevestigen. Fijne avond nog.” 2. “Pannenkoeken? Maarten, je bent een schat.” Dariya keek gulzig naar de stapel op de tafel. “Ik kon het al ruiken toen ik de voordeur open deed. Ik hoopte dat het niet bij Marcel was.” Maarten schudde zijn hoofd en zette de thermos op tafel. “Marcel is deze morgen vertrokken. Hij ging naar zijn bungalow. Hoe was het op het werk?” Dariya draaide met haar wijsvinger rondjes naast haar slaap om duidelijk te maken dat haar collega's getikt waren. “Deze middag hebben twee medewerkers hun telefoon uitgetrokken en naar elkaars hoofd gesmeten. Daarna zijn ze in het midden van de werkvloer op de vuist gegaan, vlak voor de neus van de manager van een van onze belangrijkste klanten. Die man kwam de sfeer eens opsnuiven.” Maarten grinnikte. Op zulke momenten vond hij het niet erg dat hij geen werk kon vinden. De deur ging open. Al even enthousiast over de pannenkoeken kwam Frederik de woonkamer binnen. “Zalig. Net wat ik nodig had. Suiker en koffie.” Hij plofte neer op zijn stoel en gaf Dariya een kus. “Het was weer plezant vandaag. Een of andere zottin heeft een hele rij ontbijtgranen over de winkelvloer uitgestrooid. Ze was kwaad dat haar favoriete merk er niet was. Het was een potig mens. Ik heb er zelfs blauwe plekken aan overgehouden.” Hij trok zijn broekspijp een stukje omhoog en toonde de plek op zijn scheen. Maarten lachte hardop. “Ik krijg al stress van jullie verhalen. Ik snap niet hoe jullie dat circus volhouden?” Ze grepen alle drie tegelijk naar de stapel pannenkoeken en begonnen te eten. Het werd muisstil aan tafel. Af en toe weerklonken er woordeloze complimenten. De stapel halveerde snel. Maarten gaf als eerste op, snel gevolgd door Dariya. Frederik ging nog even verder en duwde nog drie exemplaren naar binnen. Daarna liet hij zich achterover zakken op zijn stoel. Een diepe zucht volgde. “Maarten, jij bent een genie. Ik kan niet meer bewegen.” Maarten dronk van zijn koffie en grinnikte. “Dat was het plan. Dariya en ik hebben afgesproken dat we jouw pannenkoeken zouden mengen met neurotoxines. Dan kunnen we je zonder al te veel problemen uit de weg ruimen, het bedrag van jouw groepsverzekering innen en naar Madagascar vluchten.” Frederik knikte. “Heb je al besloten waar jullie me gaan begraven?” Zijn vriendin speelde mee. “Hier in de tuin. Ik ga jouw gewicht niet de stad uit zeulen. Ben je gek?” Frederik knikte opnieuw. “Snij me gewoon in stukjes en voer me op aan de hond van Marcel.” Daarop schudde Maarten hevig het hoofd. “Dat beest laat nu al te veel stinkende scheten.” Frederik haalde zijn schouders op, boog weer voorover en greep naar de pannenkoeken. “Nog eentje dan.” Het gezelschap gierde het uit. De mannen hadden elkaar leren kennen in het contactcenter, een half jaar voor Dariya er begon te werken. Hun gemeenschappelijke muzieksmaak zorgde ervoor dat ze vaak samen naar concerten gingen en dezelfde café's bezochten. Regelmatig kwamen ze bij elkaar over de vloer voor luisteravonden of om samen muziek te maken. Ze werden goede vrienden en bleven dat ook na het ontslag van Frederik. Maarten bleef nog een tijd op het contactcenter waar hij Dariya mocht opleiden en ook zij raakten goed bevriend. Samen met een select groepje gelijkgezinde collega's had hij haar uitgenodigd op een van die gezellige luisteravonden. Daar werd ze meteen smoorverliefd op de goedlachse Frederik die de affectie maar al te graag in ontvangst nam. Ook Maarten hield een vriendin over aan het feestje, Axelle Noors, maar na een reorganisatie in de firma waarbij ze allebei moesten vertrekken, bleken hun wegen bijna letterlijk te scheiden. Axelle trok naar de kust om een taverne uit te baten. Maarten bleef met lege handen achter. Werkloos, eenzaam en verbitterd. Hij balanceerde op de rand van een depressie wat de empatische Dariya ongerust maakte. Lang had zij dan ook niet getwijfeld toen de onderbuur van Maarten verhuisde. Ze overtuigde Frederik om samen met haar het appartement te huren, een aanbod dat Frederik uiteraard niet weigerde. Zijn lief was er zelfs in geslaagd om van Marcel toegang te krijgen tot de overwoekerde tuin. Marcel, die op het gelijkvloers woonde en zo'n beetje fungeerde als de huisbewaarder, had er geen interesse in dus hij gaf haar meteen de sleutel. De volgende zomer spendeerde het trio hun avonden tussen de appel- en perenboompjes, vierde Maarten zijn verjaardag met een barbeque en hielden ze een eerste concert van hun band, The Sheridan Bouquet, in die tuin. “Hoe was jouw afspraak vandaag?” Dariya vroeg het uit beleefdheid maar ze wist goed genoeg dat het weer hetzelfde verhaal zou zijn. Maarten rolde met zijn ogen. “Eigenlijk identiek hetzelfde als de vorige. Alleen moest deze keer mijn CV beknopter terwijl ik die van de vorige bemiddelaar moest uitbreiden. Ik krijg ook nog een lijstje met mogelijke opleidingen. Misschien.” Hij zette de borden op elkaar. “Juist. Ik heb ook nog een gesprek met een interimkantoor.” Dariya knikte goedkeurend. Frederik hield het op een wat cynischer gebaar. “Wanneer?” Daar had Maarten eigenlijk geen antwoord op maar hij wilde ook niet vertellen waardoor hij was afgeleid tijdens dat telefoongesprek. Het leek hem net iets te gênant om over zijn tepels te praten. “Ze ging alles nog eens op mail zetten.” Dat was het meest geloofwaardige dat hij kon uiten en daar namen de andere twee vrede mee. Ze kenden Maarten inmiddels goed genoeg om te weten dat hij wel op de afspraak zou zijn, ook al kon hij zich nu de datum niet herinneren. Zo vriendelijk en gereserveerd als hij naar de buitenwereld toe was, zo chaotisch en springerig was het in zijn hoofd maar wanneer het moest, stond hij er wel altijd. Ook nu, terwijl Frederik zich na een lange en vermoeiende werkdag in de zetel liet vallen, ging Maarten aan de slag. Hij liet het water in de gootsteen lopen en begon af te wassen. Dariya droogde af en probeerde het gesprek aan de gang te houden. “Misschien is een opleiding geen slecht idee.” Maarten grinnikte. “Jij klinkt net als Valerie. Die vond ook alles “misschien”. Alleen sprak zij het uit alsof haar tanden aan het uitvallen waren.” Hij zuchtte even. “Maar waarschijnlijk heb je gelijk. Ze zullen wel allerlei trainingen hebben waar ik nog niet eens aan gedacht heb.” “Uno?” Frederik maakte de tafel leeg en schonk zich nog een tas koffie in. Dariya gaf Maarten een blikje bier en hield het zelf bij thee. “Vanavond maar eens nuchter blijven. Ik heb gisteren heel de dag met een kater rondgelopen.” Frederik schoot in de lach. “Dat zal wel zijn. Je had haar moeten zien, Maarten. Op een gegeven moment begon ze gewoon over te geven in de vijver van mijn vader.” Ze sloeg tegen zijn hand. “Dat was van het vlees van de barbeque. Die kip was niet goed doorbakken.” Frederik deelde de kaarten en grinnikte nog even na. “Maakt niet uit, schat. Iedereen was bezopen. Zo verlopen onze familiefeesten nu eenmaal. Zelfs mijn neefje van zes leek dronken.” Dariya keek naar de kaarten in haar hand en fronste haar wenkbrauwen. “Zayn? Wat een pestkind. Kan die nu eens nooit normaal doen? Hij heeft twee kinderen in het water geduwd en probeerde daarna hetzelfde met de baby van jouw tante. Ik zie de koets nog richting vijver rollen. Gelukkig was je vader er op tijd bij.” Ze dacht even na. “Ik denk niet dat ik nog naar die familiefeesten wil gaan. Al goed dat ik me er meestal vrij weinig van herinner 's anderendaags.” De kaarten werden een voor een op tafel gelegd. Frederik mocht al meteen twee nieuwe exemplaren pakken. “Komaan. Zo erg zijn die mensen toch niet. Mijn ouders vallen toch goed mee.” Dariya knikte en draaide de richting van het spel om. “Die wel ja. Dat zijn schatten van mensen, maar je nonkels zijn krankzinnig en je tantes zijn gatachterlijk.” Daar kon Frederik zijn vriendin alleen maar gelijk in geven. Ook Maarten knikte bevestigend. Hij had de familie al eens mogen ontmoeten. Twee stomdronken nonkels. Twee verwaande tantes. Twee ouders die er het beste van probeerden te maken. Samen waren ze goed voor twaalf kinderen en voorlopig zes kleinkinderen. Maarten had ook Zayn ontmoet, toen amper vier jaar oud maar duidelijk al het rotkind waar Dariya het over had. “Volgens mij staat de naam van dat kind nu al op de deur van een verbeteringsgesticht geschreven.” Dariya glimlachte. “Absoluut. Met een dwangbuis klaar op het bed.” Ze draaide opnieuw de richting van het spel om. Frederik deelde niet mee in de joligheid, of het leedvermaak. Hij was de peter van Zayn en voelde zich deels verantwoordelijk voor het welzijn van dat kind. “Ze gaan met hem naar een therapeut. Het zal wel beteren als hij ouder wordt.” Hij gooide een plus-vier-kaart op tafel en grinnikte naar Dariya. Zij gromde een onverstaanbaar scheldwoord en nam vier kaarten van de stapel. Maarten gooide opnieuw een plus-vier-kaart voor Frederik. “Wacht maar, makker, ik krijg je nog wel.” Maar Frederik kreeg geen kans meer om wraak te nenem. Tot vier keer toe liet Maarten hem een beurt overslaan om uiteindelijk met een gemene grimas op zijn gezicht een blauwe twee als laatste kaart op tafel te leggen. “U zei?” Van zodra Dariya begon te geeuwen, wist Maarten dat het tijd werd om naar zijn studio te verkassen. Hij wilde de was nog ophangen maar dat hoefde niet van haar. “Ik moet toch nog in de badkamer zijn.” Ze gaf hem enkele in aluminiumfolie gerolde pannenkoeken mee en wenste hem een goede nacht voordat ze zich naar de badkamer haastte. Frederik ging nog even mee naar boven voor een laatste pintje. Hij zette zich in de zetel en staarde door de Velux naar de opklarende lucht. Hij zweeg en dat was eigenlijk niet zijn gewoonte. Frederik zat regelmatig in deze zetel en meestal was hij degene die het woord had maar nu was hij stil, in gedachten verzonken. Maarten, in de andere zetel, keek op zijn telefoon of er berichten voor hem waren. Pas na een korte, opvallende stilte vroeg Maarten wat er mis was. “Je lijkt al de hele avond ergens mee in je hoofd te zitten.” Frederik haalde zijn schouders op. “Ik weet het niet. Dat gedoe met Zayn heeft me aan het denken gezet.” Hij dronk van zijn bier en staarde naar het stripverhaal op de salontafel. “En? Over?” Maarten hield zijn vragen bewust zo kort mogelijk. Emotionele onderwerpen deden hem stamelen waardoor hij moeilijk een gesprek op dreef kon houden. Gelukkig was Frederik zijn beste vriend en kwam de tong snel los, samen met het hart dat daarop lag. “De toekomst, Maarten. Hierboven gonst het van de vragen. Hoe lang kan ik deze job nog volhouden? Hoe lang kan ik nog cornflakes van de grond vegen voordat ik klanten begin te wurgen? Blijven Dariya en ik samen? Wil ze kinderen? Wil ze trouwen? Hoe moeten we trouwen? Alleen voor de wet of ook voor de kerk, of in een moskee? Hoe zal haar familie reageren? Zouden we niet gewoon beter het vliegtuig naar Sardinië nemen en daar een nieuw leven opbouwen? Ik word er zot van.” Maarten liet zich achterover in de zetel vallen en gniffelde eventjes. “Stop eens met zoveel druk op je schouders te leggen, man. Je maakt het jezelf veel te moeilijk door altijd maar met dat soort vragen bezig te zijn. Je doet je job goed en als dat misloopt, vind je snel genoeg iets anders. Zo is het altijd al geweest, toch sinds ik je ken.” Stamelen deed Maarten niet. Voor hem was dit geen emotioneel onderwerp. Voor hem was dit pure logica. “Wat Dariya betreft: zolang Zayn op deze planeet rondloopt, wil zij geen kinderen. Daar ben ik vrij zeker van. Of ze wil trouwen moet je aan haar vragen, daar ga ik me niet mee bemoeien. Schol.” Hij hief zijn blikje in de lucht en tikte het tegen dat van zijn vriend. Frederik schudde zijn hoofd. “Begrijp me niet verkeerd, makker, maar hoe kan jij zo'n hoop rake raad geven terwijl je eigen leven meestal nogal chaotisch verloopt?” Maarten glimlachte breed. Hij vatte het inderdaad niet op als een belediging. “Ik heb mijn leven perfect onder controle. Het probleem is alleen dat anderen vinden dat ze mijn leven niet perfect onder controle hebben.” De mannen dronken hun bier leeg en Frederik ging weer naar zijn eigen appartement. Maarten bleef nog even in de zetel liggen. Hij was niet moe maar in een nachtwandeling had hij geen zin. Daarvoor was het weer te wisselvallig en de stad te rumoerig. Hij sloot zijn ogen. Zijn hersenen overliepen de gebeurtenissen van de dag en gaven alle nieuwe informatie een plek. Maarten leek het gedrag van zijn eigen brein vanop een afstand te observeren, wat hij al van kindsbeen af deed. Hij was geboeid door de schijnbaar onuitputtelijke energie van de grijze massa en de manier waarop die met alle informatie omging. Hij had er talloze boeken over gelezen en volgde nu nog steeds de meest recente ontwikkelingen in hersenonderzoek op de voet. Het was een interesse, meer niet, maar wel eentje waar Maarten doorheen het moeizame proces van volwassenwording veel aan had gehad. Slapen lukte hem ook deze nacht amper. Het was niet alleen de continue gedachtenstroom die hem wakker hield, ook zijn manier om die stroom tegen te gaan zorgde voor problemen. Hij was dat weekend weer eens met de alfabetmethode begonnen, waarbij hij voor elke letter een woord in een bepaald thema moest verzinnen. Die methode hielp hem om zijn brein op een enkel onderwerp te concentreren waardoor hij vaak al indommelde voordat hij bij de letter U was. Dat lukte aardig bij onderwerpen zoals voornamen, steden, muziekgroepen en kledingstukken maar vandaag bleef hij steken op een groente met een F. In plaats van heerlijk weg te doezelen, begon hij geïrriteerd te geraken. Het kon toch niet zo moeilijk zijn om een groente met een F te verzinnen? Het beste wat hij uiteindelijk kon verzinnen was “Fenkel”, zoals die vervelende Valerie het zou uitspreken, maar daarna kwam de G en ook daar had Maarten geen verhaal meer tegen. Hij stond op, trok zijn kleren terug aan en draaide de deur los. “Dan toch maar die nachtwandeling.” De hemel was inmiddels helemaal opgeklaard en de sterren waren duidelijk zichtbaar. Zelfs de lichten van de stad konden ze niet verbergen. Zoals verwacht was de stad rumoerig. Er klonk geroep en gebonk, waarschijnlijk een vechtpartij enkele straten verderop. Hij negeerde het geluid en stapte de andere kant op, waar de spoorweg het einde van de stad aankondigde. Daar wandelde hij door een voor auto's doodlopende straat. Voetgangers en fietsers konden wel onder de spoorweg door om uiteindelijk terecht te komen tussen de maïsvelden en de sportterreinen. Daar lag een van de favoriete plekken van Maarten, een door de club verwaarloosd oefenveld met een met graffiti bekladde dug-out. Er groeide zelfs een boompje waar de cornervlag had moeten staan. Bijna niemand kwam hier ooit. Alleen de mensen aan de andere kant van de kleine tunnel onder de spoorweg wisten van het bestaan van dit deel van de stad. En Maarten, die elke straat, elke hoek en elk plein kende. Hier was zijn verstopplaats. In de dug-out kon hij quasi onopgemerkt zitten lezen. Soms zat hij daar urenlang met een zwak lampje op zijn hoofd, verborgen voor alles en iedereen. Op andere momenten zaten er jonge gasten joints te roken, dat was duidelijk zichtbaar aan het afval dat ze altijd achterlieten. Ook nu lagen er peuken en gripzakjes en ook nu raapte Maarten ze een voor een op. Hij had een grondige hekel aan zwerfvuil, zeker op zijn favoriete plek. Even verderop, aan het einde van het voetbalveld achter de bomenrij, stond een vuilnisbak. Voor hem was het een kleine moeite. Hij kon niet begrijpen dat die stoners zelfs voor die twintig meter te lui waren. Hij gooide het afval in de vuilnisbak en keek even naar de konijnen op het veld. Enkele jaren eerder, op een hete zomerdag, had hij hier een buizerd zien jagen en zien wegvliegen met een muis in zijn klauwen. Sindien kwam hij meermaals per week de natuur observeren, soms overdag maar vaak 's nachts. Hij was nog maar net weer in de dug-out toen hij opgetogen stemmen hoorde. Ze kwamen snel dichterbij, wat erop wees dat ze met de fiets waren. Al gauw zag hij de lichten. Drie fietsers reden het plein op en kwam recht op hem af. Pas toen ze vlak bij de dug-out waren, zagen ze hem zitten. “Avond.” Maarten zag hen niet. Hij kneep zijn ogen dicht. “Kunnen jullie die lichten uitdoen? Ik zie niets.” De jongens deden snel wat hij vroeg en legden hun fietsen op de grond. “Bedankt.” Maarten keek hen aan. Ze waren zestien, zeventien. Zeker geen twintig. Ze waren ook verschrikkelijk zenuwachtig. Een van hen, de grootste van het trio, schuifelde een beetje heen en weer terwijl de andere twee nerveus om zich heen keken. Ze voelden zich duidelijk betrapt. Maarten moest zijn lach inhouden. “Avondje blowen?” Ze schudden wild hun hoofd. “Neen, mijnheer, gewoon...” Hij schoof een stukje opzij. “Kan mij niet schelen. Ga je gang, maar ik heb wel een verzoek. Ruim alles op voordat jullie vertrekken. Voor je het weet, komt hier een van die rijke trutten van de Cruyshoflaan met haar hondje wandelen, vindt zij jullie afval, belt ze de politie en dan komen die mannen mij treiteren wanneer ik hier aan het lezen ben. Ruim het op en jullie kunnen hier blowen tot jullie hersenen smelten. Deal?” De jongens knikten, de lange eerst. Met deze overeenkomst konden ze best leven. Gerustgesteld zetten ze zich naast en in het gras tegenover Maarten. Ze haalden hun spullen uit hun zakken en staken de joints aan. Maarten las rustig verder in de novelle die altijd in zijn binnenzak stak. Er was geen conversatie, geen lawaai, alleen de geluiden van de nacht. Zo kon hij het goed verdragen. Eigenlijk had hij geen hekel aan mensen maar wel aan de meeste geluiden die eruit kwamen. Samen stil zijn, daar hield hij van. Voor hem was dat het toppunt van sociaal contact, de mogelijkheid om urenlang geen woord tegen elkaar te zeggen en toch verbonden te blijven. Dat was zeldzaam, dat had hij al lang geleden ondervonden. De jongens tuurden in de verte en naar de wolkjes die ze uitbliezen. Een van hen lag op het gras te staren naar de sterren. Na enkele minuten stak de lange Maarten de joint toe. “Eens trekken, mijnheer?” Maarten schudde zijn hoofd. “Neen, dank je, maar ik lust wel een pintje als jullie er genoeg hebben.” Hij kreeg een blikje aangereikt van de kleinste van het drietal en opende het. “Moeten jullie niet al lang in bed liggen?” Ze zwegen. De lange haalde zijn schouders op. De kleine keek weg. De derde lag nog steeds languit op het gras. “Wat studeren jullie?” Alleen de lange leek een beetje interesse te hebben in een gesprek. Uiteindelijk was hij ook degene die het had uitgelokt. “Economie. Behalve Lou. Die doet metaalbewerking. En u?” Maarten gniffelde. “Ik zit in het interimwezen. Ik hou die kantoormedewerksters aan de slag.” Het was niet eens een leugen. Dat was wel degelijk zijn beroep, werklozenpesters bezig houden. Het was ook niet iets waar de jongens zich iets bij konden voorstellen. Al even snel als het gesprek begonnen was, stopte het. Even vroeg Maarten zich af of Lou nog leefde maar een van die geluiden waar hij zo'n hekel aan had maakte snel een einde aan die ongerustheid. De geurwolk die daarop de dug-out ingeblazen werd maakte al helemaal een einde aan de gezellige conversatie. “Godverdomme, Lou, vetzak.” Het was het sein voor Maarten om weer te vertrekken. Geachte Bedankt voor uw sollicitatie naar de functie van loketbediende. Helaas moeten wij u echter meedelen dat we geen gunstig gevolg kunnen geven aan uw kandidatuur. Wij willen u graag danken voor de tijdsinvestering inzake de sollicitatie en voor de belangstelling in onze firma. 3. “De getallentest was heel goed. Je hebt meer dan de helft van de getallen correct ingevoerd binnen de tijdspanne. Dat is toch wel bovengemiddeld. De schrijf- en taaltest waren ook perfect, quasi foutloos. Alleen. We maken ons een beetje zorgen over de persoonlijkheidstest. Die was best wel interessant maar niet stabiel genoeg om een goed beeld van je te krijgen. Zo blijkt uit je resultaten dat je niet goed kunt omgaan met autoriteit en dat je een lichte neiging tot depressie hebt.” Ze toonde Maarten een aantal nietszeggende grafieken. Hij had zijn best gedaan om alles zo eerlijk mogelijk in te vullen en eigenlijk wist hij ook perfect wat hij waar moest zetten. Maarten had dit soort testen al tientallen keren gedaan, genoeg om ze te kunnen manipuleren naargelang zijn eigen indruk over het bedrijf. Deze keer had hij dat niet gedaan, hoewel hij het nut er niet van inzag. Kim legde de papieren weer op het bureau en keek hem aan. “Is dat iets dat je herkent, problemen met gezag?” Ze vroeg het op een professionele toon maar ergens voelde Maarten wel dat de HR-dame echt iets interessants had opgemerkt aan de resultaten van de persoonlijkheidstest. Hij grinnikte even. “Absoluut. Ik heb die opmerking al verscheidene keren gekregen naar aanleiding van dit soort testen maar dat resultaat is gewoon belachelijk. Ik heb geen probleem met autoriteit. Ik heb een probleem met machtsmisbruik. Dat is een heel verschil.” Kim knikte. “Goed. En de depressieve neigingen?” Daar moest Maarten even mee lachen. Hij was verre van depressief, vond hij, maar ook hier was het niet de eerste keer dat dit resultaat naar boven kwam. “Dat heb ik inderdaad nog gehoord maar ik voel me vrij goed. Ik zie niet echt een reden om depressief te zijn momenteel.” De donkerharige HR-medewerkster borg alle documenten weer netjes op in een gele kartonnen map. Daarna keek ze Maarten aan. Ze kwam sympathieker over dan ze wilde. “Het zijn maar testen. Die moeten alle sollicitanten uitvoeren.” Maarten kon het eigenlijk niet geloven. “Serieus? Voor een job als kassamedewerker? Is dat niet een beetje overdreven? Wie verzint zo'n nonsens eigenlijk?” Hij had de job niet. ---------------------------------------------------- Serge Timmers – Niet Weerhouden ISBN: 9789082779639 www.sergetimmers.com www.zampmakely.com Copyright (c) 2020 S. Timmers "Dat liedje gaat over mij," mompelde ze van tussen haar Colgate-tanden. Ik probeerde haar te negeren want ik had weinig zin in een zelfingenomen troela die dacht dat de wereld om haar draaide. Ze gaf echter niet op. "Je gelooft me niet. Hier, kijk." Ik kreeg haar paspoort te zien. Annabel Verhoecke, geboren in Arendonk. "Ik leerde Hans kennen in Antwerpen. Vanaf dan ging het allemaal heel snel." Annabel was een beetje dronken en ik had dorst dus we spraken af op een terras aan het station, want daar was het destijds allemaal begonnen. "Hans de Booij en ik studeerden allebei in Antwerpen," begon ze zuchtend haar relaas. Ik had weinig beters te doen dus ik besloot er een klein interview van te maken want stiekem ben ik nog altijd een muziekjournalist. De vrouw achter de megahit van Hans de Booij, die moet toch wel iets interessants te vertellen hebben, niet? Ik nam mijn blocnote, bestelde nog een shot tequila voor Annabel en begon te noteren. S: Hoe is het allemaal begonnen? A: Het was op een feestje in een donkere kroeg in Antwerpen. Iemand stelde me aan Hans voor omdat hij de enige aanwezige was met een auto. Ik moest de trein halen want 's anderendaags had ik een fotoshoot in Parijs. In die tijd was ik lingeriemodel en reisde ik vaak tussen Parijs, Amsterdam, Antwerpen, Tokio en Denderwindeke. Hans zag dat wel zitten want hij wilde eigenlijk ook weg. Het feestje was verschrikkelijk en de coke was niet te snuiven. Ik herinner me nog dat ik bang was omdat Hans heel snel reed. Een tijdje later kwamen we aan aan een leeg perron, omdat mijnheer de Booij aan 140 per uur werd geflitst en zijn wagen in beslag genomen werd. S: Dat komt inderdaad niet voor in het liedje maar jullie zijn wel samen in zijn appartement beland? A: Dat is ook een grove leugen. Omdat Hans geen auto meer hand, moesten we een hotel zoeken. Het enige logement dat nog een plek vrij has, was een jeugdherberg op twee uur wandelen van het station. "Een beetje moe maar voldaan," noemde hij dat. Ik had blaren. Hans droeg comfortabele schoenen maar ik liep op hakken door Antwerpen. Heb je die trottoirs al eens gezien? Ze liggen er nog precies hetzelfde bij. Het was een hel. Ik denk dat we elke nachtwinkel onderweg zijn binnengestapt voor een fles drank. Hans had een probleem in die tijd, denk ik. S: Een hotel? In het liedje staat dat hij daar drie dagen in bed gelegen heeft? A: Dat vond ik ook een beetje vreemd maar je moet weten dat Hans die avond héél veel gedronken had. De eerste keer raakte hij nog aan het toilet maar de tweede keer heeft hij gewoon gekotst waar hij lag. Daarom dat ik geen tijd had voor ontbijt. Ik wilde gaan. Ze zullen hem daar drie dagen later wel gevonden hebben, ja. Het was laagseizoen en zo goed waren die jeugdherbergen nu ook weer niet georganiseerd in die tijd. Gewoon vergeten, neem ik aan. S: Had jij door dat Hans er zo depressief van werd? A: God, neen. Zoals ik als zei, ik was lingeriemodel dus werd ik wel vaker geconfronteerd met geile jongetjes. Puberhormonen kunnen gevaarlijk zijn. Hans heeft niets geprobeerd die nacht maar kennelijk is zijn fantasie erna wel op hol geslagen. Het was midden in de winter. Misschien waren zijn handen gewoon vastgevroren op de leuning van de brug en was hij te dronken om verder te wandelen. Voor mij is dit liedje geen compliment, voor alle duidelijkheid. De gevolgen van die nacht waren een nachtmerrie. S: Jullie zijn elkaar daarna opnieuw tegengekomen. Op de tram? A: Ja. Hans stond plots voor mij. Zijn bek stonk naar de drank en Aldi-sigaretten. Ik herinner me zijn machostemmetje nog goed. "Hey, waar moet je naartoe?" Ik stond verdomme op de tram naar het station. Waar zou ik anders heengaan? Dommerik. Hij stapte samen met mij af en volgde me. Op dat ogenblik begon ik me toch wel een beetje onveilig te voelen. Eigenlijk moest ik helemaal niet naar Parijs. Ik ging gewoon naar mijn zus in Lier maar ik wilde van Hans af. En wat doet die idioot? Die koopt ook een kaartje Parijs. Niet normaal die kerel. S: Maar uiteindelijk hebben jullie toch een leuke tijd gehad in Frankrijk? A: Dat is wat het liedje je wil laten geloven. De waarheid is anders. Ik kende Parijs. Hans niet. Van zodra we in het station waren, ben ik weggelopen. Ik heb me achter een paal verstopt. Toen ik zag dat Hans het station uitstapte om me te gaan zoeken, ben ik snel weer op de trein naar Antwerpen gesprongen. Mijn zus was niet goed gezind maar ik was tenminste van die rare Nederlander af. S: Ben je kwaad geweest over de hit? A: Ik was teleurgesteld dat Hans insinueerde dat we een hele nacht hadden liggen vrijen. Ik ben zo niet en Hans was daar sowieso niet toe in staat geweest. Wat ik wel van lef vind getuigen, is dat Hans zo open is geweest over het weerzien. Voor mij kwam dat over als pure stalking en ik was echt wel bang maar voor Hans was dat blijkbaar liefde. In 1983 kon dat nog. Nu zou hij opgesloten worden in een psychiatrische instelling. S: Hoe kijk je tegenwoordig naar die twee avonden? Heb je ooit overwogen om klacht in te dienen? A: Ik heb nooit royalties geëist en mij nooit gemoeid met het succes van het liedje, ook al had ik het er soms wel moeilijk mee. Soms denk ik, als ik nu gewoon iets was begonnen met Hans, dan kon ik nu leven van zijn geld. Het is jammer dat de muze van zo'n succesvol liedje uiteindelijk toch in de kou blijft staan. Maar goed. Ik heb een prima leven gehad en dankzij mij heeft Hans toch ook een beetje van succes mogen genieten. Want geef toe, het liedje mag dan wel een grote leugen zijn, het refrein blijft helemaal waar: "Annabel. Het wordt niets zonder jou." Net zoals Hans' carrière... "Kijk," riep zijn bericht, meteen gevolgd door enkele foto's. Ik keek naar het scherm en rolde eens goed met mijn ogen. "Zalig toch," voegde mijn internetvriend er nog aan toe. De drang om de beelden te verwijderen was groot. Wat had ik nu in godsnaam aan naaktfoto's van bekende Vlamingen? Dit was letterlijk de eerste naaktfoto die ik in acht jaar mocht ontvangen. In plaats van een mooie blondine, wat meer mijn meug is, stond ik plots oog in oog met de slang van Samang. "Ik kan mij niet herinneren dat ik hierom gevraagd heb," antwoordde ik maar de afzender hield voet bij stuk. "Komaan. Dat is toch hilarisch. Dat die mannen zich zo laten naaien." Ik vond van niet maar het was moeilijk om mijn maat hiervan te overtuigen. Meer zelfs, hij had er nog. Wat volgde was een behoorlijk indrukwekkende maar redelijk wansmakelijke collectie compromitterende afbeeldingen van diverse mediafiguren. Ik was gedegouteerd, niet zozeer door de foto's zelf maar door het schaamteloze gedrag van mijn internetvriend, Rudi. Ik vroeg hem nogmaals waarom hij die foto's naar mij had doorgestuurd. "Voor de lol," was zijn antwoord, gevolgd door het ietwat verwijtend overkomende "Ik dacht dat jij gevoel voor humor had." Plotseling moest ik mijn gevoel voor humor bewijzen door te lachen met de piemel van Sean Dhont, iemand die ik van haar noch pluim ken. Dat lukte niet. Piemels wekken heel erg zelden een lachreflex bij mij op en die harige rimpelzak eronder al helemaal nooit. Het was vies, respectloos en waarschijnlijk ook strafbaar maar vooral, het was ronduit gortig. "Komaan man, die mensen doen toch alles om in de belangstelling te staan. Dan moeten ze hier ook niet over klagen," riep Rudi nog. Ergens had hij gelijk natuurlijk maar ik ken veel mensen die er alles aan doen om op te vallen, inclusief feestbeest Rudi. Helaas heeft Rudi geen enkel talent. Hij kan evengoed zingen als de gemiddelde broodpudding en dansen als een houten paard. Daarbij zijn zijn grappen slechter dan die van Geert Hoste en dat wil wat zeggen. Het liefst van al wil Rudi ook beroemd worden en om dat te bereiken, doet hij alles wat hij kan om andere beroemde mensen de grond in te boren. Het is zijn tactiek, eentje waarmee hij meer succes zou oogsten in de politieke wereld maar zeker niet in de culturele sector. Ik help graag mensen dus besloot ik Rudi een handje toe te steken. Ik downloadde enkele foto's van zijn bericht, gooide ze allemaal in Photoshop, plakte Rudi zijn hoofd over die van de slachtoffers en begon de nieuwe foto's door te sturen naar zijn vrienden en familie. Hij wilde beroemd worden dus moest hij hierover ook niet gaan klagen. De eerste die reageerde was zijn vriendin. "Waar heb je die foto's vandaan, teef?" Ze was ziedend, vooral omdat mij nepprofiel de naam Mieke droeg. Ook zijn moeder kon er niet mee lachen, net zomin als zijn tante en zijn baas. De enigen die het lollig vonden, waren de andere leden van zijn studentenclub. Dat waren ook de mensen die de foto's lustig deelden met anderen. Rudi werd beroemd. "Zit jij hier voor iets tussen?" Plotseling was Rudi niet meer zo enthousiast over het doorsturen van naaktfoto's. Vreemd. "Waar tussen," vroeg ik, "wat heb je nu weer uitgestoken?" Uiteraard deed ik alsof mijn neus bloedde. Rudi wist goed genoeg wie hiervoor verantwoordelijk was maar ik speelde niet mee. "Gast. Mijn lief is woedend en mijn ex heeft al gevraagd waar ik die penisverlenging heb laten uitvoeren. Dit is niet meer grappig. Echt niet." Ik kwam uit de lucht vallen. "Niet? Gisteren toch wel?" Ik hield lekker vol. Hij ook. "Dat zijn bekende mensen." Ik haalde mijn schouders op. "Jij nu toch ook? Is dat niet wat je altijd gewild hebt?" Kennelijk niet. "Niet op deze manier, gast. Heel mijn reputatie is naar de kloten." Ik lachte want hij begon het me toch wel zeer gemakkelijk te maken. "Dat zal dan toch geen al te grote reputatie geweest zijn." Hij probeerde nog om de foto's te laten verwijderen maar tevergeefs. De schade viel bij Rudi nog mee, denk ik. Ik heb hem sinds die dag niet meer gesproken want hij is geen fan meer van mijn gevoel voor humor, schijnt het. Volgens een facebookbericht van zijn moeder verstopt hij zich op zijn kamer en is doodbeschaamd om wat er gebeurd is. Zijn lief heeft hem een bloedneus geslagen en zijn ex stuurt hem elke dag een van de foto's om wraak te nemen op zijn overspel. Ook zij begrijpt niet dat Rudi zich zo heeft laten naaien op het internet. Ergens in het begin van deze eeuw hield ik me al eens bezig met korte, bitsige columns die ik dan op facebook of myspace gooide. Zo gaf ik De Morgen een grappige veeg uit de pan en mochten tal van bekende en minder bekende mensen aan de spreekwoordelijke schandpaal genageld worden. Aan een echte schrijverscarrière dacht ik toen nog niet. Het was allemaal maar voor de lol. Trouwens, ik was nog te druk bezig met het muzikantenbestaan en met een rits aan klotejobs. Zelfs mijn liefdesleven stond nog niet op een degelijk niveau. Al bij al speelde ik met lettertjes, woordjes en zinnen, verstoken in de onderste regionen van de literaire wereld. Ik was ook een langharig stuk tuig, een stoerdoenertje in de wereld van heavy metal en aanverwanten. Samen met gelijkgezinden bevond ik me meer dan regelmatig in concertzalen en op festivalweides. Mijn broeken waren gescheurd, hoewel dat toen nog geen mode was. Mijn t-shirts waren zwart en versierd met skeletten, doodskoppen en ander ongein. Mijn hele leven bestond uit innerlijke scheldtirades, gedreven door woeste muziek en een verschrikkelijke hekel aan deze maatschappij. Naast het betere gitaargeweld, lustte ik ook wel pap van de hele gothic-scene, eveneens gedreven door een gitzwart wereldbeeld. Ook daar schuimde ik de feestjes af, meer voor de vrouwen dan voor de muziek maar ik was nog jong. Op een van die feestjes gebeurde het. Een jongen, enkele jaren ouder dan ik, zei dat ik hem aan Herman Brusselmans deed denken. Mijn uiterlijk, maar vooral ook mijn schrijfstijl en mijn "zeitgeist" waren, volgens die lul, zeer zwaar geïnspireerd door Brusselmans. Ik had blijkbaar ook evenveel respect voor vrouwen als "Brussy", nul dus. Het bericht was misschien wel als compliment bedoeld maar voor mij kwam het als een regelrechte belediging aan. Op zich had ik toen nog geen hekel aan de Vlaamse successchrijver maar ik wilde niet met anderen vergeleken worden, zeker niet met iemand die eigenlijk maar één onderwerp in zijn boeken had zitten: neuken. De jongen probeerde zijn compliment nog te redden door te zeggen dat ik het misschien wel even ver zou schoppen als Herman maar ik hield vol. Er is maar één Herman Brusselmans en dat zijn er al teveel. Vandaag zeikt Brusselmans mensen af in een Nederlands dagblad. In België vinden ze er al niets meer aan precies. Zijn boek "Bloed Spuwen Naar De Hematoloog" gaat over de toonbank als beschimmelde sandwiches en vraag naar ander materiaal van hem is even schaars als het doorzettingsvermogen van onze politici. In een artikel op de website van een Vlaamse krant las ik dat hij bakken kritiek krijgt door bakken kritiek te geven op de omvang en het gewicht van een Nederlandse prinses. Amelia is lang niet zijn enige slachtoffer. Tal van bekende figuren mochten al van zijn literair gekanker proeven, met wisselend succes want wat blijkt: als Brusselmans er niet op kan rukken, zal hij er gewoon op pissen. Dat is het motto van een tanende carrière als auteur. Het feit dat Herman er tegenwoordig uitziet als een verhongerde en met lijm overgoten poedel zal daar niet meer veel aan veranderen. Mijn absolute afkeer van vergeleken te worden met Brusselmans zorgde ervoor dat ik enigszins van stijl ging veranderen. Ik begon de zwartgalligheid te vervangen door humor en ik begon over mijn eerste liefde, muziek, te schrijven. Stilaan begonnen mijn teksten en columns echt ergens over te gaan. Over volwassen worden en over een relatie in stand houden, iets waar zelfs zijne langvettigharigheid nog niet mee bezig was. Terwijl ik me waagde aan muziekrecensies, braakte Brusselmans gezellig verder. Het ene na het andere boek verscheen. Het zijn er meer dan zestig ondertussen. Met elk schrijfwerk graaft hij dieper en dieper in zijn ogenschijnlijk bodemloze literaire beerput. "Ik heb een godvergeten klotehekel aan alles en iedereen en jullie, mijn lieve en simpele lezertjes, mogen daarvoor jullie zuurverdiende centen neerleggen," dat lijkt Brusselmans tegenwoordig te denken. Zijn berg bagger is inmiddels zodanig groot geworden dat Jan De Nul hem een offerte heeft gestuurd. Ben ik jaloers op het succes van Brusselmans? Dat begon ik me ook af te vragen, maar neen. Ik wil niet de copycat zijn die dezelfde soort stront naar zijn lezers gooit. Wil ik opvallen met mijn kritiek over Brusselmans? Alweer, neen. Of misschien toch wel. Misschien wordt het gewoon eens tijd dat Herman zijn plakkerige handdoek in de ring smijt en een echte job gaat zoeken, al was het maar om inspiratie te vinden en eens iets origineel op de markt te kunnen gooien. Want geef toe, de relevantie van Brusselmans dateert toch ook alweer van de jaren negentig, toen alcoholisme, seksisme en hormonale frustratie nog volkomen normaal gevonden werden. "Hallo" "Goede middag, mijnheer. U bent ooit klant geweest bij Luminus?" "Euh. Dat zou kunnen. Nu in ieder geval niet meer." "Dat is goed. Ik bel even om uw dossier te vervolledigen." "Dossier? Maar ik ben toch geen klant bij jullie. Waarom heb ik dan een dossier nodig?" "Dat gebeurt standaard, mijnheer." "Mij goed. Is dan mijn dossier bij ING ook meteen geregeld?" "ING? Hoe bedoelt u?" "Ik kreeg onlangs een oproep van dit nummer in verband met mijn ING-rekening. Daar ben ik trouwens ook geen klant." "Ah. Daar weet ik niets van." "En van mijn rekening bij Record Bank. Want dat was ook hetzelfde nummer." "Ik..." "En mijn dossier bij Proximus, Pidpa, De Nationale Loterij, Fortis. Allemaal bedrijven waar u voor werkt, toch?" "Neen, mijnheer. Wij doen enkel de dossiers van... euh." "Oei. Nu al vergeten voor wie u werkt?" "Ik was gewoon..." "...aan het twijfelen?" "Ja..." "...aan het onderzoeken of ik weet dat u een oplichtster bent?" "Maar neen, mijnheer." "Ik heb uw telefoonnummer opgezocht. U heeft wel heel veel bedrijven in uw portefeuille hé." "Neen. Alleen Luminus." "Wacht. Ik lees even de commentaren over uw telefoonnummer door. Zes pagina's resultaten en geen enkele positieve." "Mijnheer, ik doe alleen maar..." "...Uw werk? Dit is uw werk?" "Ja." "Hoeveel mensen houdt u zo voor de zot elke dag?" "Maar wij zijn geen oplichters." "Goed. Dan bent u een servicedesk die onafhankelijk werkt voor verschillende bedrijven en mensen hun gegevens moet verzamelen. Klopt dat?" "Euh. Ja." "Daar geloof ik niets van." "Mijnheer, ik kan u verzekeren..." "...ook al? Banken, telefonie, water, elektriciteit en nu ook nog verzekeringen. U bent echt de supermarkt van telefoonoplichters. Doet u toevallig ook massages want dat ik kan ik wel gebruiken nu." "Mijnheer. Ik denk dat we dit gesprek best beëindigen." "Waarom? Mijn dossier is toch nog niet in orde?" "Wilt u dan toch verder gaan?" "Neen. Ik wil alleen jullie telefoonrekening de hoogte in jagen." Klik Het was juni, ergens in de vroege jaren tachtig. Buiten gaven wolken de plantjes water en zongen de merels dat het leven leuk was. Ik zat in de speelkamer, in de ene hand een Playmobil-mannetje, in de andere een setje Lego-wielen. Jeff, heette het mannetje, genoemd naar een personage uit een of andere Amerikaanse televisieserie. Ik zette het mannetje op een stoeltje zodat hij kon kijken hoe ik mijn bouwwerk afrondde. Het was een toerbus met slaapruimte voor vier bandleden, een manager én voor de chauffeur. Vooraan was een compartiment waar de rockband kon eten en "chillen" terwijl helemaal achteraan voldoende plaats was voor gitaren, versterkers en dozen met t-shirts. De bus was net groot genoeg om op een gemiddelde rijstrook te rijden, eentje van Playmobil dan uiteraard. Ik was acht, of zo. De band ging naar Amerika, op tournee, want dat was toch de grote droom van elke jonge muziekliefhebber. Reizen door het land van de rock 'n roll, ontmoetingen met de groten der aarde, filmsets, interviews bij Jay Leno of bij wie dan ook. Enorme evenementen, ongeziene natuurpracht en een menselijke beschaving om u tegen te zeggen. Dat was Amerika. Opnieuw, ik was acht, of zo. Het is juni, ergens vooraan in wat een vriend van mij smalend "the new dark ages" noemt. Buiten schijnt de zon terwijl de wolken lui voorbij zweven. Ik zit buiten, op mijn terras, een frisse pint in de ene hand, mijn tablet in de andere. Het apparaat toont het nieuws en dat is verre van fraai, ook en vooral voor dat ooit zo beloofde land. Het jongetje van acht kijkt ernaar met een stomverbaasde blik in zijn ogen. In mijn hoofd schudt Jeff met zijn hoofd. Ja knikken kan hij niet, daar zijn Playmobil-mannetjes niet voor gemaakt. Neen schudden, daarentegen, lukt hem nog altijd zeer goed. Jeff wil niet meer naar Amerika, zelfs niet met zijn superdeluxe Lego-toerbus. Ik kan hem alleen maar gelijk geven. De vele beelden spreken voor zich. Het is daar angstaanjagend en levensgevaarlijk. Amerika kleurt bloedrood en donkergrijs. De grandeur en de culturele overvloed zijn vervangen door haat, domheid en hebzucht. Plots lijkt het beloofde land op de oude tante die zich een beetje heeft laten gaan na de dood van haar echtgenoot. Te dik, te dronken, te depressief om zich te herpakken. Kreunend onder de kopzorgen en zwaar aan de pillen om die verdomde maagpijn te verzachten. Tantamerika, ik zag je graag maar nu maak je me bang. In zijn razend succesvol boek "De meeste mensen deugen" legt Rutger Bregman haarfijn uit dat we niet allemaal nutteloze klootzakken zijn, wat op zich vrij tof is om te weten. Toch zijn er ook slechte mensen op deze aardbol. Ze zijn redelijk eenvoudig samen te vatten als "mensen die zich beter voelen dan anderen". Om de ene of andere reden brengt dat mij bij "zij die tussen de parkings wonen" want, zowat elke Belg is ervan overtuigd dat de gemiddelde Antwerpenaar zich beter voelt dan andere Vlamingen, Belgen, Europeanen en andere medemensen. Is dat waar? En zo ja, is daar een goede reden voor? De afgelopen weken heb ik me bezig gehouden met een vergelijkende studie. Enerzijds las ik de commentaren op HLN. Anderzijds observeerde ik de gemiddelde Antwerpenaar in zijn natuurlijke habitat, het "Stad", iets wat ik grondig geleerd heb toen ik voor opvoeder studeerde. Wat blijkt, op HLN komen voornamelijk de wat minder belezen tweevoeters terecht, zij die vloeken, tieren en alle cliché's eer aandoen. Op straat zie je echter een heel ander soort Antwerpenaar, een veelkleurig, ietwat bevreemdend figuur dat zich amper blijf weet met de rijke geschiedenis van zijn of haar stad. De meeste Antwerpenaren deugen, maar zeker niet allemaal. Bevinding 1: Niet elke Antwerpenaar is een racist. Hoewel de rechtse partijen hier even populair zijn als de Primark, is er een sterke alternatieve beweging te bekennen. Er lopen behoorlijk veel gemengde koppeltjes rond en zelfs de criminele groepjes bestaan uit verschillende nationaliteiten. Aan diversiteit dus geen gebrek. Als internationale haven heeft Antwerpen zich natuurlijk altijd wel multicultureel willen profileren, hoewel de harde kern altijd zo blank als porselein is geweest. Heden ten dage is de autochtone medemens al in de minderheid en daar houdt de Antwerpenaar niet van. Racist zijn ze niet, want ze hebben een even grote hekel aan al die "Hollanders" en "Fransozen" in hun stad dan aan "die bruinen". Ze willen de stad gewoon proper en puur houden. Onze werkmensen, onze hoeren en onze politici. Hoewel, een Thaise hoer, daar kruipen ze dan weer wel graag op. Bevinding 2: Niet elke Antwerpenaar spreekt als een minderbegaafde idioot. Taalvaardigheid is een heikel onderwerp. Sinds de opkomst van VTM en de vele series in samenwerking met het inmiddels ter ziele gegane Echt Antwaarps Theater, schijnt de gemiddelde Antwerpenaar te denken dat wat hij spreekt ABN is. Het is tegenwoordig zelfs zo erg dat ze officieel de B uit het letterwoord hebben gehaald. Ook dit is slechts gedeeltelijk waar. Slechts drie van de tien proefpersonen waren quasi onverstaanbaar en eentje daarvan kwam van over 't water dus dat was een twijfelgeval. Andere bevinding: dat lekker vettige écht Antwerps taaltje is aan het uitsterven. Ik hoor alleen nog oudere mensen zo sappig tegen elkaar lullen. Meer zelfs, de jongerentaal van tegenwoordig met de "Oh my god", "Wha Yow" en "Fuck my life" is veel irritanter, en mensen die "LOL" voluit uitspreken in plaats van simpelweg te lachen, mogen onder de guillotine, lol. Bevinding 3: Niet elke Antwerpenaar is een arrogante dikke nek. Verrassend weinig Antwerpenaren zijn arrogante dikke nekken, om eerlijk te zijn. Maar liefst negentig procent van de proefpersonen bleek vriendelijk en bescheiden. De grootste arrogantie in Antwerpen komt van... De Nederlanders, maar ook weer niet allemaal. Zeker, er zijn spasten in deze stad maar die heb je ook in Gent, Leuven, Charleroi en Hasselt. Klootzakken, azijnpissers, mierenneukers en levenslustwurgers zal je overal hebben. Wat Antwerpenaren dan weer wél hebben, is hun stemvolume. Het is net de combinatie van die luide stem en dat VTM-ish accent dat het Antwerpse imago de das omdoet, lijkt me. Voeg daarbij nog het feit dat de Antwerpenaar héél graag gelijk krijgt en het hek is helemaal van de dam. Bevinding 4: Niet elke Antwerpenaar begrijpt waar al die cliché's vandaan komen. 't Stad is voor het eerst beschreven in 726. Daarvoor zaten er Romeinen en ergens in de twaalfde eeuw werd Antwerpen voor het eerst beschreven als volledig zelfstandige gemeente. Vanaf de veertiende eeuw stonden de Antwerpenaars bekend als koppige steenezels, agressievelingen en hoogmoedige zenuwlijders. Volgens sommige geschiedenisboeken had dat voornamelijk te maken met hun gedrag in zogenaamde "taveernes", de bruine kroegen van destijds. Vechten, roepen, schelden, gokken, valsmunterij, openbare dronkenschap en noem maar op. De Antwerpenaar lustte er wel pap van. Maar er is ook de andere kant. Internationale handel, diamanten, mode, onderwijs, cultuur. Eigenlijk moet je niet uit Antwerpen weg om de wereld te leren kennen, en misschien ligt nu net daar het probleem. Antwerpen IS de wereld en de wereld IS Antwerpen. Bevinding 5: Niet elke Antwerpenaar zal deze column volledig lezen. Zo, de meeste sinjoren hebben inmiddels afgehaakt en zijn weer bezig met hun normale bezigheden: Antwerp FC of Beerschot haten, zwerfvuil op straat gooien, drugs verhandelen, granaten smijten, spuwen naar de politie of slachtoffers in de Schelde dumpen. Het is vast niet gemakkelijk om Antwerpenaar te zijn, dus probeer een beetje begrip op te brengen voor deze boeiende maar oh zo geplaagde minderheid. Antwaarpen, we zien A geire... |
Auteur'Niet Weerhouden', het Nederlandstalige debuut van Serge, is nu verkrijgbaar. Categories
All
Archives
July 2023
|